Janaila kijkt naar het gezicht van haar vader en ze glimlacht. Er zijn geen woorden nodig. Ze weet dat Minggus is goedgekeurd.
Haar moeder knikt haar toe met stralende ogen en schenkt koffie in de kleine kopjes. Janaila wacht tot er vier volle kopjes staan en staat dan op om een klein schepje suiker in het kopje van Minggus te doen. Met twee handen biedt ze het hem aan.
Zonder het gesprek met haar vader te onderbreken, pakt hij het van haar aan. Met haar eigen koffie gaat ze weer naast hem zitten. Aan zijn rechterkant, zoals hij het prettig vindt.
Terwijl ze haar moeder vertelt over de kinderen in haar klas luistert ze zijdelings naar de zware stemmen van de mannen. De onrust van haar ouders lijkt verdwenen nu ze Minggus hebben ontmoet en Janaila is er blij om. De vele telefoontjes van de afgelopen twee weken en haar geruststellende woorden waren niet voldoende om hun bezorgdheid weg te nemen. Ze kan het ze niet helemaal kwalijk nemen.
‘Ik denk dat ik je hou.’
Zijn woorden, nog geen maand geleden, terwijl zijn handen stevig rond haar hals sloten en de lucht uit haar longen verdween. Hij keek kalm naar haar gezicht terwijl haar ogen langzaam groter werden en toen haar handen die van hem in paniek weg wilde trekken zei hij haar dat ze stil moest blijven staan. De stoot zuurstof die hij haar gaf toen hij haar losliet, maakte haar licht in haar hoofd en ze viel tegen hem aan. Met een glimlach hield hij haar vast.
‘Ja, ik hou je. Vanaf nu ben je van mij. Altijd.’
Ze is niet meer bij hem weggegaan. De huur van haar flat heeft ze opgezegd en de weinige spullen die ze had, heeft ze verkocht of weggegeven. Ze woont nu bij Minggus, en het is of het nooit anders is geweest. Hij is haar toekomst, haar heden en haar verleden. Alles wat ze was, is niet meer. Maar ze is en blijft de enige dochter van haar ouders. Dat kan Minggus niet uitwissen, ook niet als hij dat zou willen. Hij wil het niet.
‘Laat ze weten dat we langskomen. Ik wil je ouders ontmoeten en ik wil zien waar je bent opgegroeid.’
Nu zijn ze hier, in haar ouderlijk huis en vannacht slapen ze in haar oude kamer waar al haar dromen liggen.
Na de koffie wordt er een fles wijn opengetrokken en in de keuken doopt Minggus zijn vingers in het rode vocht en hij laat haar proeven voor hij haar toestaat ook een glas te nemen. Het zijn de kleine rituelen die hij haar leert en die hij belangrijk vindt. Rituelen waar Janaila zich nerveus over heeft gemaakt. Wat zullen haar ouders denken als ze het zien.
Ze zien het niet. Minggus stelt haar gerust. ‘Als je niet wilt dat ze het weten, dan hoeft dat niet. Het is van jou en mij. Van niemand anders.’
Ergens wil ze dat haar ouders het weten. Ze wil dat ze weten dat ze altijd naar Minggus heeft gezocht, zonder dat ze het wist. Ze wil dat ze weten dat het echt is, puur en voor altijd. Wat er ook gebeurt.
Janaila claimt haar plek aan zijn rechterzijde, ook als haar vader ertussen staat. Het is waar Minggus haar wil hebben, waar en met wie ze ook zijn.
‘Rechts is mijn dominante kant en dat is waar jouw plek is. Zonder uitzonderingen.’
Ze slaapt aan zijn rechterkant, loopt aan zijn rechterkant en zit rechts aan zijn voeten als ze samen zijn. Bij haar ouders zit ze rechts naast hem op de bank. Op de grote steen bij zijn huis staan haar initialen rechts naast die van hem. De steen ligt begraven bij de voordeur en heeft diepe kerven in het harde materiaal. Kerven die staan voor de personen uit het gezin waar hij is opgegroeid en heeft nu ook kerven voor haar. Voor Minggus staat het voor familie. Voor de mensen die bij je horen. Zijn huis kan verdwijnen, die steen gaat altijd met hem mee.
Janaila vindt het een fijne gedachten dat zij ook op die steen staat. Het is de gelofte dat ze voor altijd bij hem hoort. Onuitwisbaar in steen geschreven.
In haar oude, eenpersoonsbed streelt hij haar borsten en legt hij zijn hand op haar mond als hij op haar gaat liggen en in haar komt. ‘Je wilt niet dat je ouders zich afvragen wat ik met je doe Janaila, je bent dus stil. Benen hoger, en wijd. Kijk om je heen terwijl ik je gebruik zoals het mij behaagt. Het jonge meisje dat je hier ooit was, is ook van mij.’
Ze ontvangt zijn bewegingen met zachte ademstoten tegen zijn hand en laat zijn woorden de plaats innemen van de dromen en fantasieën die ze hier ooit had. Dromen die zo groot leken, maar klein zijn in vergelijking met de wereld die Minggus haar laat zien.
De volgende dag laat ze hem de omgeving zien. Het kleine bos, waar ze speelde en het meer met het kleine strand. Ze vertelt hem van de uren die ze er met vrienden en vriendinnen doorbracht. Hij laat haar vertellen over haar allereerste vriendje en stelt haar vragen die ze niet wil beantwoorden.
‘Het is lang geleden. Iedereen heeft een verleden.’
Hij houdt haar staande. ‘Jouw verleden is van mij. Dat meisje, die jonge vrouw, allebei van mij. Hoe oud was je? Je eerste keer, was het op je kamer? In het bed waar ik je heb gebruikt?’
Ze ziet een flikkering in zijn ogen die ze nog niet eerder heeft gezien en ze schiet nerveus in de lach. ‘Natuurlijk niet. Mijn ouders waren streng, ik mocht geen jongens mee naar mijn kamer.’
Minggus pakt haar hand. ‘Heel goed. Ik zou het geen prettige gedachte vinden. Je bent altijd van mij. Nu, maar ook toen. Van mij.’
‘Het lijkt wel of je jaloers bent?’
‘Ik heb geen reden om jaloers te zijn. Je bent van mij.’
‘Maar…’
‘Ben je niet van mij?’
‘Jawel, maar ik kan niet uitwissen wat ooit geweest is.’
Zijn vingers klemmen zich steviger om die van haar. ‘Dat klopt, maar je bent niet meer wie je was. Je bent wie ik wil dat je bent en wat geweest is, is niet belangrijk meer. ’
‘Dat klinkt alsof je me wilt hersenspoelen.’
Minggus schiet in de lach. ‘Niet hersenspoelen, wel vormen en ik zal je nog meer vormen. Bij willen en weten Saya.’
Verward kijkt Janaila hem aan. ‘Saya?’
‘Ja, Saya. Het betekent van mij.’
‘In het Maleis?’
‘Je leert snel, kom, we gaan terug naar je ouders, en vanavond wil ik dat je me hier brengt.’
‘Vanavond gaan we naar huis.’
‘Voor we naar huis gaan.’
Het afscheid van haar ouders is warm en liefdevol, met de belofte snel weer terug te komen. Een beetje teneergeslagen gaat Janaila naast Minggus zitten en als hij haar vraagt wat er is, schudt ze haar hoofd. ‘Het gaat weer over als we onderweg zijn. Ik vind het altijd lastig bij mijn ouders weg te gaan.’
Minggus knikt en start de auto. ‘Daar ben ik blij om. Het betekent dat ze belangrijk voor je zijn en dat je om ze geeft, zoals het hoort. Hoe moet ik rijden om bij het bos te komen?’
Ze wijst hem de weg en zwaait nog een keer naar haar ouders. Ze staan naast elkaar, hand in hand en Janaila slikt. Minggus legt zijn hand op haar been. Het is een klein, maar troostend gebaar en het verwarmt haar. Hij glimlacht. ‘De foto’s die je moeder mij liet zien, de traditionele kleding die in Afrika gedragen wordt. Ik wil dat je nadenkt hoe je dat in jouw garderobe terug kunt laten komen. Het past bij je. Je hebt kleur en levendige patronen nodig.’
Janaila knikt en denkt aan haar kleine lerarensalaris. Minggus grinnikt. ‘Je bent vreselijk doorzichtig Janaila. Je overlegt met mij. Je koopt zowieso geen kleding meer voor je het mij gevraagd hebt. Ik bepaal wat jij draagt en wat niet. Het geld is geen probleem. Wat van mij is, is van jou en vice versa.’
Weer knikt ze. Het maakt haar niet uit. Ze heeft altijd een hekel aan winkelen gehad en koopt haar kleding liever voor Minggus, samen met Minggus. Het is een prettige gedachte dat ze op zoek gaat naar wat hij mooi vindt en bij haar vindt passen.
Hij stopt de auto op een kleine parkeerplaats in de buurt van het bos en gebaart haar dat ze uit moet stappen. Van de achterbank haalt hij een zwarte, linnen tas. Vragend kijkt ze hem aan.
‘Wat gaan we doen?’
Minggus glimlacht. ‘Een stukje lopen. Ben je hier al eens in de avond geweest?’
Ze schudt haar hoofd. ‘Niet vaak, meestal moest ik voor het donker thuis zijn, en het kwam niet in me op het niet te doen.’
Hij pakt haar hand en naast elkaar lopen ze het pad dat ze eerder vandaag ook afliepen. Minggus kijkt zo nu en dan naar Janaila. ‘Je hebt geen moeite met afspraken en regels.’
Het is geen vraag. Hij weet dat het zo is. De regels die hij haar oplegt worden zonder vragen opgevolgd. Het komt nog steeds niet in haar op het niet te doen. Ook nu hij haar zonder woorden van het pad af leidt, stelt ze geen vragen. Ze volgt hem blindelings en haar slaafse vertrouwen kietelt zijn dominante aard.
Onder de beschutting van een groepje lage bomen houdt hij haar staande. ‘Ik heb iets voor je Janaila, maar eerst mag je je uitkleden.’
Met interesse volgt hij de emoties op haar gezicht. Eerst ongeloof, twijfel en dan berusting. Met langzame bewegingen kleedt ze zich uit. Eerst haar schoenen, dan haar rok, haar blouse, de kousen en het gordeltje. Hij ziet haar tepels reageren op de kille buitenlucht en ze huivert als ze het bundeltje kleding tegen haar buik duwt. Hij schudt zijn hoofd en pakt het van haar over om ze in het vochtige gras te leggen. Uit de tas haalt hij een smalle, leren band.
‘Op je knieën Janaila, en je haar omhoog.’
Ze knippert even met haar ogen, maar knielt dan voorzichtig in het vochtige gras en afgevallen blad. Minggus legt het leer rond haar hals en gespt de band aan de achterkant dicht. Met zijn vinger voelt hij of het niet te strak zit. Hij glimlacht en hurkt naast haar. ‘Dit is je eerste halsband en je draagt hem wanneer we samen zijn. Ik zal hem bij je om je doen, ik doe hem ook weer bij je af. Je vraagt niet wanneer dat is. Is dat duidelijk?’
Janaila knikt. ‘Waarom een halsband?’
‘Ik ga je trainen, zodat je altijd en overal zult weten hoe ik behaagd wil worden. Je zult weten wat ik van je verlang zonder dat ik het je hoef te vragen en uiteindelijk zul je weten wat ik nodig heb nog voor ik het zelf weet. Jij zal mijn slavin zijn. Mijn Kajira.’
Janaila zucht en laat de woorden op zich inwerken. Het zijn woorden die ze nog niet eerder heeft gehoord en waarvan ze niet zeker weet wat ze betekenen, maar zijn stem maakt dat de kou langzaam uit haar lichaam verdwijnt en dat ze vergeet waar ze is. Heel even voelt ze een lichte paniek als hij weer omhoog komt en langzaam achteruit stapt. In de schemering ziet ze enkel nog zijn donkere silhouet, maar ze kalmeert zodra ze zijn zachte stem weer hoort. ‘Je luistert naar me Janaila, zonder praten. Ik wil geen woord van je horen en je doet wat ik je zeg.’
Ze knikt haast onmerkbaar en laat zich meenemen door zijn zacht uitgesproken woorden. Haar gedachten en haar bewegingen worden gestuurd door zijn stem.
‘Raak jezelf aan Janaila, omarm jezelf en streel je schouders.’
‘Langzaam naar beneden, voel hoe stevig je borsten zijn en hoe je tepels reageren.’
‘Leg je handen op je buik. Voel de zachte welving.’
‘Masseer je ronde billen en weet welke begeerte ze in mij oproepen.’
‘Kneed de spieren van je benen, voel hoe sterk ze zijn.’
‘Ga terug en laat je handen spelen waar je benen samen komen.’
‘Voel hoe warm je daar bent, hoe zacht en nat.’
‘Streel jezelf. Maak jezelf natter… zachter… heter,’
‘Voel het kleine knopje harder worden.’
‘Streel jezelf.’
‘Je bent van mij Saya. Mijn Kajira. Blijf jezelf strelen en kom klaar wanneer ik het zeg.’
Er is niets anders meer. Enkel het gevoel in haar gloeiende lichaam dat door zijn woorden wordt veroorzaakt. Ze doet wat hij wil dat ze doet en het is alsof zijn vingers haar raken. De brandende spanning in de spieren in haar buik wordt veroorzaakt door zijn masserende bewegingen langs haar vochtige lipjes en over het gladde, harde knopje, niet door haar eigen vingers. Haar ademhaling gaat snel en ze wil dat hij het zegt. Ze wil dat hij zegt dat ze mag komen, dat ze de spanning los mag laten en door zich heen mag laten spoelen.
Ze hapt naar adem als hij plotseling weer bij haar is en scherp in haar harde tepels knijpt.
‘Kajira Saya. Nu en altijd. Van mij.’
Janaila kreunt hijgend en haar heupen schokken ongecontroleerd op het ritme van zijn woorden. De hete pijn van zijn vingers rond haar tepels schiet door naar haar buik en de verhitte kern tussen haar benen. Ze smeekt hem zachtjes of het mag. Zijn vingers klemmen nog steviger.
‘Wanneer ik het zeg Saya.’
Ze rilt. Niet van de kou, maar van het ingehouden verlangen zich over te geven aan het gevoel en als zijn vingers haar plotseling loslaten kreunt ze hard. Hij knielt naast haar. Zijn handen verplaatsen zich naar haar hals, net boven de leren band en knijpen langzaam haar keel dicht. Zijn mond is dichtbij die van haar en ze voelt de fluistering van zijn woorden over haar huid glijden.
‘Nu Saya. Kom nu. Kom voor je Meester.’
Ik lees weer een keer mee en ik dacht Minggus al te herkennen.