Je zei dat je je veilig voelde bij mijn lach en dat je er een warm gevoel van kreeg, dus ik lachte, maar eigenlijk was ik doodsbang. De hele tijd.
~
Als de witte lichten van de elektromagnetische pods verder de stad in verdwijnen en het constante salvo van de zware mitrailleurs is afgezwakt, verlaat Vico zijn schuilplaats.
Gebouwen zijn ingestort of staan op instorten, hele wegen zijn weggeslagen en de bruggen die de smalle eilanden met elkaar verbonden, zijn gewoon verdwenen. Overal liggen lichamen, van burgers en soldaten en de lucht is dik en donker. Vico raapt een zwaar machinepistool op, hangt het over zijn schouder en volgt het lawaai en de lichten naar het centrum. Hij laat zich op de grond vallen, wanneer er een ijselijke kreet door de lucht klinkt. Boven zijn hoofd vliegt een enorme vogel, een gedrocht van loshangende, rode stukken vlees en verschroeide veren. Hij heeft ze eerder gezien, deze en andersoortige wezens. Ze leven op de uitgestrekte vlaktes rond de stad waar ze zich voeden met elkaar en met de angst van gestrande reizigers of waaghalzen. Nu komen ze af op de geur van angst en verderf in de stad. Het zijn moordwapens zonder orders, aaseters. Ze kiezen geen kant. Het is de wil om te overleven en die is sterker dan welk bevel dan ook.
Met trage slagen van de grote vleugels suist het beest over zijn hoofd, richting het amfitheater, richting geluiden die duiden op gevechten. Vico krabbelt overeind. Wie daar ook vechten, ze zijn niet opgewassen tegen een beest als dit. Niet als ze niet weten wat zijn zwakke plek is. Vico weet dat wel. Rennend gaat hij achter het beest aan.
Er is niets meer over van het ooit machtige theater en met gebalde vuisten en een grimmige blik in zijn ogen laat hij zich over het puin van de ingestorte stad naar beneden glijden. Hij ziet de schaduw van de vogel groter worden, hij ziet de soldaten omkijken en wegrennen. Hij ziet ook de kleine persoon temidden het gevecht en gaat harder rennen.
‘Blijf daar niet zo staan idioot, vlucht!’
De persoon draait zich langzaam naar hem en kijkt hem recht aan. Het is een vrouw en voor een kort moment lijkt de tijd stil te staan. Het geschreeuw verdwijnt, de stad en de soldaten ook. Zelfs de dreiging van de vogel verdwijnt. Vico ziet alleen nog haar ogen. Sensueel en helder blauw. Ze dringen zich in zijn hoofd en kruipen door zijn lichaam. Wanneer haar blik hem loslaat is het even alsof hij valt. Ze draait zich weer om, haalt een pijl uit de koker op haar rug en richt op de vogel. Vico schreeuwt.
‘Nee! Je moet weten waar je hem moet raken. Hij zal …’
Weer valt de wereld om hem heen stil. Ze draait zich om en trekt de doek van haar gezicht. Hij ziet haar bijna spottende glimlach en zijn borst loopt vol met een hitte die hij nooit eerder heeft ervaren. Hij hoort een metalige klik, een hoog, suizend geluid en in vertraging ziet hij de pijl door de lucht richting de vogel vliegen. Het beest wordt precies tussen zijn ogen geraakt en met een erbarmelijk gekrijs stort het naar beneden.
Losliggend puin vliegt in het rond door de kracht van zijn val en Vico houdt zijn arm voor zijn ogen om het zand tegen te houden. Wanneer hij zijn arm weer laat zakken, staat de vrouw voor hem. Ze lacht.
‘Wat moet ik weten?’
Vico stamelt en weet zich geen houding te geven. Hij vervloekt zichzelf, doet nog een keer zijn mond open en haalt dan schouders op.
‘Je weet het al …’
Ze lacht nog harder, trekt haar handschoenen uit en steekt haar hand naar hem toe.
‘Bedankt voor je hulp. Ik ben Zinzi.’
Hij doet een stap achteruit als hij het donkere teken op de binnenkant van haar onderarm ziet en trekt het pistool van zijn schouder.
‘Achteruit. Jij bent één van hen!’
Zinzi schudt haar hoofd en hangt haar kruisboog over haar rug.
‘Ik ben Zinzi en ik ben van niemand.’
‘Lieg niet. Je draagt het teken. Je bent een Pulsus.’
‘Als de Pulsus hun ogen op jou laten vallen, draag jij misschien straks ook hun teken en het betekent niets. Geen vriend, geen vijand. Enkel dat je een taak te volbrengen hebt.’
‘De Pulsus is de vijand.’
Hij komt dichterbij en zet het pistool tegen haar voorhoofd. Nu pas ziet hij dat haar ogen verschillend zijn. De rechter is fel en helderblauw, de linker warm en donkerbruin, bijna zwart. Haar lippen zijn vol en rood en haar mondhoeken krullen minachtend omhoog.
‘Schiet dan stoere jongen.’
Hij kijkt in haar ogen en verliest zich erin. Zijn toekomst ligt daar. Hij weet niet hoe, maar hij weet dat het zo is.
Zinzi maakt gebruik van zijn aarzeling en slaat met een snelle beweging het pistool uit zijn handen. Ze grijpt hem vast en geeft een ruk aan zijn armen. Voor hij weet wat hem overkomt ligt hij op zijn rug en zit ze schrijlings over hem heen. Met haar gezicht dichtbij het zijne herhaalt ze haar naam.
‘Ik ben Zinzi. Niet de vijand en geen Pulsus en het minste wat je kunt doen is jezelf even netjes voorstellen. Wel zo beleefd.’
Haar ademhaling danst met kleine stootjes tegen zijn mond en hij ruikt haar geur. Zoet en krachtig. Hij ziet haar borsten onder de strakke stof van haar tenue en voelt haar benen aan weerszijden van zijn lichaam. Zijn geslacht reageert op haar warmte en haar lachje vertelt hem dat zij het ook voelt. Ze grinnikt.
‘Ook dat is heel onbeleefd als je je niet eerst hebt voorgesteld.’
Soepel springt ze van hem af en ze reikt hem haar hand om hem overeind te helpen. Hij legt zijn handen in zijn kruis, toch nog in een poging zijn opwinding te verbergen. Haar lach bereikt binnen enkele seconden zijn bloed en hij weet dat hij zichzelf voor de gek houdt. Met een warm hoofd pakt hij haar hand en hij laat zich overeind trekken.
‘Vico.’
Samen gaan ze op zoek naar overlevenden en in de nacht zoeken ze beschutting in de kapotgeschoten huizen waar ze vuur proberen te maken om zich enigszins te kunnen verwarmen. Zinzi valt in slaap, Vico blijft wakker. Hij vertrouwt haar niet, niet helemaal. Ze draagt het teken. Hij weet niet beter dan dat iedereen met het teken moet sterven. Het is wat hij heeft geleerd. Hij kijkt naar haar en weer wordt het vreemd warm in zijn lichaam. Waarom gebeurt dat? Waarom reageert hij zo sterk op haar en waarom vermoordt hij haar niet gewoon. Ze slaapt. Het zal snel en pijnloos zijn.
Op het moment dat hij het denkt, opent Zinzi haar ogen en net als eerder ziet hij alles wat hij zou willen zijn. Hoe dan ook, dit kan niet slecht zijn, zij kan niet slecht zijn.
Ze lacht en hij grijnst een beetje onbeholpen terug.
‘Je hebt een prettige lach …’
Hij bloost als de woorden zijn mond verlaten. ‘Het is misschien gek, maar het geeft me een prettig gevoel. Warm … ik weet het niet goed.’
Haar lach wordt breder en het gevoel wordt groter. Ze schuift dichter naar het vuur en vertelt hem over het de Pulsus en het teken op haar arm.
‘Ik dacht ook dat de Pulsus de vijand was, maar het is niet zo. Het is wat ze willen dat wij geloven.’
‘Wie?’
‘De regering, de grote wereldleiders. De Pulsus probeert daar juist tegenin te gaan. De soldaten die we hier tegenkomen …? Die hebben niets met de Pulsus te maken. Ze willen alleen maar dat wij dat denken.’
‘Dus je bent wel een Pulsus.’
‘Nee! Ik ben niet anders dan jij. Ik heb alleen een taak gekregen.’
Vico wrijft over zijn hoofd. ‘Wat voor een taak?’
Zinzi zucht en pookt met een stok in het kleine vuurtje. ‘Dat weet ik niet, niet helemaal. Toen ik het merkteken kreeg raakte ik in een soort trance en de beelden zijn wazig en chaotisch, als fragmenten.’
‘Hoe kun je dan je taak volbrengen? En wat gebeurt er als het je niet lukt?’
‘Ik denk dat ik het gewoon weet als het moment daar is en je krijgt alleen maar een taak als ze zeker zijn dat je hem zult volbrengen.’
‘En dan?’
Zinzi schuift nog dichter naar het vuur en wrijft over haar armen. ‘Ze zeggen dat je dan vrij van angst zult zijn en dat je eeuwig zult leven.’
‘Maar dat weet je niet zeker.’
Ze lacht. ’Eeuwig is lang en ik ben niet bang. Ik ben nooit bang.’
Gapend gaat ze weer naast het vuur liggen en ze krult zichzelf in elkaar. ‘Ik ben moe en we moeten verder, morgen al. We moeten naar de vlakte, de soldaten zullen daar niet komen.’
Vico kijkt naar haar en hij moet zich bedwingen om niet met zijn vingers langs de lijn van haar scherpe wenkbrauwen te gaan. Zijn ogen kan hij echter niet tegen houden. Ze volgen de zachte rondingen onder haar tenue. Ze is gewend om te vechten en hij heeft gezien dat ze de kruisboog feilloos weet te hanteren. Trefzeker, net zo trefzeker als haar ogen in die van hem. Haar armen zijn sterk. Hij heeft ze gevoeld, haar benen ook. Ze zat op hem, haar geslacht tegen dat van hem, op dat van hem. Ze liet hem groeien. Als ze naakt waren geweest …
Hij gromt en gaat liggen, zijn handen duwt hij in zijn kruis. In zijn gedachten ziet hij haar naakt naast zich liggen en zijn lid wordt gestuurd door zijn gedachten. Hij wil dat ze helemaal bezit van hem neemt, niet alleen met haar lach en haar ogen. Hij wil haar en hij wil alles van haar.
Op de vlakte zijn inderdaad geen soldaten, maar het gevaar schuilt achter iedere zandheuvel en ze voeren grimmige gevechten met wezens en beesten die meer dood dan levend zijn. Zinzi vecht verbeten en vuurt achter elkaar haar pijlen af. Ze mist nooit en haar voorraad pijlen raakt niet uitgeput. Vico vecht naast haar. Hij is geen held, maar ze is het waard om voor te vechten. Letterlijk en figuurlijk.
Hij probeert de nachten dat hij naast haar slaapt en zijn lid pijnlijk stijf achter de stof van zijn broek klopt, bij te houden, maar hij raakt de tel kwijt. Voor het eerst durft hij zijn armen om haar heen te slaan als ze tegen hem aan kruipt. Ze zucht diep en glimlacht in haar slaap.
Hoe langer ze over de vlakte zwerven, hoe kouder het wordt en vinnige zandstormen dwingen hen soms in een grot te blijven. Op die momenten villen ze de kleine knaagdieren die ze hebben gevangen en drogen ze het vlees. Het is bijna alsof de vlakte hen daar niet wil hebben en terug probeert te sturen. De grot die ze hebben gevonden is groot en in het midden ligt een kleine poel met verbazend helder water. Vico helpt Zinzi met het schoonmaken van haar kruisboog en probeert ondertussen het vuur brandende te houden. Wanneer hij zich weer naar haar omdraait, maakt ze met langzame bewegingen de riemen van haar leren harnas los. Ze trekt het van haar lichaam en hij ziet haar blanke huid en fiere borsten tevoorschijn komen. Hij realiseert zich dat hij staart, maar hij kan zijn ogen niet van haar afhouden. Ze is nog mooier dan hij zich had voorgesteld en haar lichaam straalt nog meer kracht uit. Het past bij haar ogen en bij haar mond. Sterk, warm en uitdagend. Ze trekt haar laarzen uit, haar broek. Haar billen zijn rond en stevig, haar benen kort en slank. Zijn geslacht groeit en zijn bloed bereikt het kookpunt als ze haar handen in haar heupen zet en hem plotseling aankijkt. Haar blauwe oog is zo licht dat het doorzichtig lijkt, haar bruine oog is diepdonker.
‘Bevalt het je?’
Beschaamt keert hij zich van haar af. ‘Het spijt me. Ik wilde niet … Ik neem aan dat je een bad wilt nemen.’
‘Ik wil dat je naar me kijkt!’
Ze schreeuwt en haar ogen schitteren zo fel dat hij niets anders kan daar naar haar kijken. Ze spreidt haar benen en duwt uitdagend haar borsten naar voren.
‘Wat is er Vico, wil je me niet?’
Hij wil niets liever. Alleen maar dat, al is het het laatste wat hij doet. Hij voelt zijn bloed overal, maar nog het sterkst daar waar de hitte hem bijna verschroeid. Hij doet een stap naar haar toe en aarzelt dan weer. Haar stem trilt.
‘Je wilt me niet?’
Vico zucht. ‘Ik wil niets anders, al vanaf het moment dat ik je zag.’
Haar lach tinkelt in zijn oren en kriebelt de binnenkant van zijn schedel. ‘Je wilde me doden.’
‘Dat heb ik nooit gewild.’
‘Ik wil jou Vico, nu en anders nooit. Ik lig me al nachten af te vragen wanneer je de hint eindelijk snapt.’
Met een grote stap is hij bij haar. ‘Ik snap hem nu.’
Ze trekt aan het dikke leer van zijn vest. ’Waarom duurde het zo lang?’
‘Ik dacht dat je mij niet nodig had, je bent zo sterk en je bent nergens bang voor.’
Ze lacht zacht en opent zijn broek.
‘Ik ben altijd bang, doodsbang. Nu ben ik niet bang en ik heb jou nodig.’
Ongeduldig kleedt ze hem uit en ze trekt hem naar de waterpoel.
‘We nemen samen een bad en ik wil dat je me laat voelen hoe hard jij mij nodig hebt.’
Hij verdrinkt. Niet in het water, maar in haar. In haar ogen, in haar lach en in haar sterke, maar toch zachte lichaam. Hij proeft haar lippen en haar tong, hij voelt haar huid onder zijn handen. Haar harde tepels onder zijn vingertoppen en haar warme zachte opening over zijn lid. Ze beweegt langzaam over hem heen en hij blijft groeien als het topje van zijn harde geslacht haar in haar diepste kern raakt. Ze zuigt zich vast aan zijn mond en ademt onuitgesproken woorden in zijn hoofd. Op het ritme van haar bewegingen verschijnen schokkerige fragmenten voor zijn ogen. Ze zijn wazig en chaotisch en geven hem een zweverig gevoel.
Hij ziet Zinzi, ze is naakt en er kruipen kleine wezentjes uit de zachte opening waarin hij zich verliest. Wezens die op haar lijken. Klein en sterk, een blauw oog en een bruin oog, zijn eigen helblonde haren. De wezens groeien razendsnel en scharen zich achter Zinzi, als een leger soldaten. Haar soldaten. De soldaten van de Pulsus. Het is haar taak en nu ook die van hem. Een leger om de wereld tegen zichzelf te beschermen. Zijn wereld. Haar wereld. Een wereld die nooit meer hetzelfde zal zijn.
Vico kreunt en komt haar bewegingen tegemoet. Hij wil dieper en sneller. Hij wil langzaam. Hij wil dat het nooit meer stopt. Haar bloed wordt dat van hem, zijn bloed leeft in haar. Niets zal ooit nog hetzelfde zijn.
~
Toen mijn toekomst onduidelijk was, was ik alleen maar bang. Nu mijn toekomst duidelijk is, sluit ik mijn ogen en verlies ik mezelf in jou.
Hoi Sandra,
In één adem uitgelezen. Heerlijk romantisch/erotisch. Snap alleen de dingen er omheen niet zo goed. Wie is nu eigenlijk de vijand en waarom gaan ze naar de vlakte, bijvoorbeeld? Romantische SF is het desalniettemin zeker.
Groeten uit Frankrijk,
Lex.
heel goed