Ik buig me over het grasgroene laken, klaar om een stoot te geven. Het gladde hout van de keu in mijn hand. De ogen van mijn medespeelster kijken me ondeugend aan. Het is duidelijk dat ze me ziet zitten. Een man die ze hier nog niet eerder gezien heeft. Een potje poolen dat misschien wel overgaat in een heel ander spel. Een spel waar ik ver in kan gaan. Ik doe het niet. Het is vast een leuke meid, maar ik ben niet op zoek naar leuk. Wat ik zoek overstijgt alle niveaus van leuk. Ik ben niet voor niets weggevlucht van mijn collega’s, van Natalie, de directiesecretaresse.
Gedachten aan wat ik met haar zou willen doen… Hoe ik graag speel. Haar ogen zitten in mijn hoofd. Groot en vragend. Haar lijf. Romig wit en rond waar het rond moet zijn. In de donkere grotten van mijn fantasie heb ik alles al met haar gedaan. Natalie leent zich ervoor. Natalie leent zich overal voor. Mijn dierlijke verlangen haar te bezitten, om al mijn fantasieën werkelijkheid te laten worden.
Natalie wil me niet. Er zijn maar weinig vrouwen die mijn duistere verlangens begrijpen. De moeder van mijn dochters begreep ze ook niet.Een onverwachte hand op mijn schouder maakt dat ik mis en mijn kans om dit potje te winnen is verkeken. Een harde stem galmt in mijn oor.
‘Ruben…! Man! Dat ik jou hier tegen moet komen…’
Ik draai me om en deins walgend achteruit. Het is of de man een hap kots heeft genomen.
Zijn gezicht is rood en zijn ogen staan waterig. Weer doe ik een stap naar achteren als hij me amicaal wil omhelzen. Zijn armen vallen slap langs zijn lichaam.
‘Je hebt gelijk… als je zou weten…’
Ik wil hem uitleggen dat hij de verkeerde voor zich heeft. Ik ken hem niet. Ik ken ook geen Ruben.
‘Laat hem met rust Sjoerd.’
De vrouw aan de andere kant van het biljart werpt me een blik van verstandhouding toe en ik haal mijn schouders op. Mannen als Sjoerd zijn overal. Dronken stamgasten met grote verhalen. Emotioneel probeert hij me weer te omhelzen en ik vang hem op in zijn poging. Hij snauwt naar de vrouw.
‘Bemoei je er niet mee! Ruben is mijn vriend.’
‘Beste man… ik ben Ruben niet…’
Sjoerd wil me niet horen en sleept me mee naar de bar. Met een wijds gebaar steekt hij twee vingers op.
‘Zit man… en drink… Dit was de laatste keer… ik vertel je…’
Ik wil het glas weigeren. Dronken kroegpraat is wel het laatste waar ik behoefte aan heb.
‘Drink man… Hoe lang is het geleden. Ik kom hier bijna nooit…’
‘Ik ook niet…’
‘Ik bedacht me net… ik moet het kwijt… en dan nooit meer… het vreet aan me, weet je… dat ik jou nu tegen kom… Een teken!’
Hij giet de inhoud van zijn glas in één keer achterover en bestelt nog een keer. Twee volle glazen voor me op de bar.
‘Sjoerd… Ik ben niet wie je denkt dat ik ben…’
‘Ik ook niet man… ik ook niet…’
‘Ik ben Ruben niet…’
Even kijkt hij me glazig aan, dan begint hij te grinniken.
‘Daar had je me even tuk man… Ik weet dat het lang geleden is, maar zo lang…’
Een harde klap op mijn schouders. Hij zegt dat ik moet drinken, op een verloren vriendschap. Hij mompelt tussen grote slokken door. Over verkeerde keuzes die hij heeft gemaakt. De weg van verderf. Zijn zaakjes.
‘Slechte zaakjes man… Niet geschikt voor het daglicht…’
Sjoerd heeft simpelweg besloten dat ik Ruben ben, hoe vaak ik ook zeg dat het niet zo is. Iedere poging die ik doe om weg te gaan, wordt door hem verhinderd met steeds dezelfde woorden.
‘Drink man…’
Ik hoor het verhaal van zijn vriendschap met Ruben.
Studiegenoten en onafscheidelijk vanaf het eerste jaar. Ruben geboren in een vergulde wieg en verzekerd van een gouden toekomst. Sjoerd, de student die het allemaal zelf wilde doen.
‘Ik had je aanbod aan moeten nemen man… Die verdomde kop van mij…’
Sjoerd wilde het zelf doen. Op eigen kracht. Beginnen waar een man moet beginnen. Onderaan de ladder.
‘De verkeerde ladder… Genoeg verdiend, maar de verkeerde ladder… foute vrienden… foute zaakjes. Heel fout man. Je wilt niet weten waar een mens allemaal toe in staat is.’
Met waterige ogen kijkt hij me aan. Ik zucht.
‘Wat voor een zaakjes Sjoerd?’
‘De laatste keer! Het was de laatste keer!’
Ik bestel nog een glas voor hem. Hoe eerder hij vertelt hoe beter. Ik had bij mijn collega’s moeten blijven. Andere aangeschoten verhalen. De ogen van Natalie. Wat ik met haar zou willen doen.
‘De mens is ín en ín slecht man… ’
Ik luister naar het verhaal van Sjoerd. Zijn werk als simpele bediende bij een kleine, onbekende bank.
‘De grote banken wilden me niet… te weinig ervaring… Het was onderaan beginnen. Helemaal…’
De dromen die Sjoerd had voor zichzelf en het meisje dat hij trouwde. Hij een hoge pief in de bankwereld, zij de vrouwelijke arts met wereldwijde bekendheid.
‘Ik had het niet in me… zij ook niet. Hard werken deden we, maar…’
Er kwamen twee kinderen. Twee jongens. De opvoeding kwam op het eerste plan, tijd die verdeeld moest worden. Geld dat maar één keer uitgegeven kon worden. Ambitie in de koelkast. De dromen van het grote huis en luxe bleven. Zowel bij Sjoerd, als bij zijn vrouw.
Tot die ene avond. Een restaurant, wat drinken in een café. De mogelijkheid dat dromen werkelijkheid worden.
‘Niets bijzonders man… Een café als dit… gewone mensen…’
Sjoerd had het kunnen weten. Die man. Een obscuur persoon.
‘Zijn ogen man… Zo donker…’
Ze raakten aan de praat. De man was geinteresseerd in het werk van Sjoerd zijn vrouw. Verpleegkundige, met toegang tot een scala aan middelen die niet zomaar te verkrijgen zijn.
‘Daar begon het mee…’
Rohypnol en thiopental, ze kregen er geld voor. Niet enorm veel, maar het was goed voor de extra’s. Duurdere verjaardagscadeau’s voor de kinderen en familie. Vakantie’s naar het buitenland.
Het bleef niet bij de levering van de middelen. Sjoerd werd gevraagd een oogje in het zeil te houden, van een afstand. Fantasieën van sommige vrouwen. Het verlangen om niets te kunnen doen.
‘Helemaal niets man… Gewoon willoos… Een gebruiksvoorwerp.’
Sjoerd kreeg de contacten… zijn vrouw ging in gesprek met de vrouwen… of ze zeker zijn, of het echt hun verlangen is. Dan wordt het geregeld. Een hotelkamer, een man. Soms meerdere, met hetzelfde verlangen, dezelfde fantasie. Sjoerd zat erbij als zo’n vrouw een tablet rohypnol nam. Zijn vrouw leerde hem injecteren, thiopental… Hij bleef in de buurt, mocht het mis gaan. Een reanimatie koffer binnen handbereik.
‘Wat ik gezien heb man… We zijn beesten.’
Terwijl hij vertelt verschijnt Natalie in mijn hoofd. Ik zie haar liggen, een hotelkamer. En ze is van mij.
‘Maar als die vrouwen bewusteloos zijn Sjoerd, wat krijgen ze er dan van mee?’
Sjoerd blijft tot zo’n vrouw weer bij komt. Een glanzende roes, fantasie die werkelijkheid is geworden.
Een verlammende droom. Binnen twee uur ben je uitgeschakeld en zak je in elkaar. Je ervaart, maar kan niet meedoen. Geen herinnering. Wat overblijft is het gevoel in je lijf. Raden naar wat er met je gebeurd is.
‘En het verschil? Waarom een injectie?’
Meer herinneringen. Herkenning van gezichten. Niet altijd, soms wel.
‘Wat is het probleem dan Sjoerd? Jij laat fantasieën werkelijkheid worden. De maatschappij keurt het af, maar wat jij doet is mooi, én je verdient er je geld mee…’
Ik wil niet meer weg. Ik wil meer weten. Beelden die zich stroperig door mijn lichaam verspreiden en zich kloppend in mijn kruis verzamelen. Als ik Natalie zo’n pil geef…
Sjoerd schudt zijn hoofd en slaat boos met zijn vuist op tafel.
‘Het gaat veel verder man!’
Sommige mensen betalen grote bedragen als het net even anders kan. Een hogere dosis Rohypnol. Vrouwen die onwetend hun glas drinken, gewoon thuis, met iemand die ze vertrouwen. Een avond die verdwijnt. Het werd te gezellig, te veel drank. Vrouwen worden wakker, in hun eigen bed, op hun eigen hotelkamer. Die goeie vriend die bij ze is gebleven. Wat is er gebeurd? Heb ik zoveel gedronken? Hoe ben ik in bed gekomen? Waarom voel ik me zo raar?
‘Leugens man! Omdat sommige mannen niet kunnen accepteren dat nee, ook echt nee is…’
Hoofdschuddend zit hij naast me, giet het zoveelste glas achterover.
Hij weet zich verbazend goed uit te drukken.
Ik vraag hem of het wel eens mis is gegaan, of hij zijn reanimatie koffer wel eens nodig heeft gehad. En hoe zit het me de vrouwen die van niets weten? Moet hij dan ook in de buurt blijven?
‘Natuurlijk niet man! Het is zwijggeld!’
Ik wil weten hoeveel.
Het is een hoog bedrag. Te hoog.
‘Hoe werkt dat middel? Zijn ze meteen out?’
Alsof je ineens vreselijk dronken bent. Een zwaar slaapmiddel, nog zelden voorgeschreven vanwege de verslavende werking, en de associatie met het drugscircuit. Ik zie mogelijkheden. Natalie houdt wel van een borrel en ze zal nog niet naar haar kamer zijn.
Nog een keer slaat Sjoerd met zijn vuist op tafel.
‘Ik kap ermee man! Ik heb er slapeloze nachten van…’
Ik doe of ik Ruben ben. Vertel hem dat ik het goed van hem vind dat hij het vertelt heeft.
‘Zoiets gaat aan je vreten jongen. Je moet ermee kappen. Nu meteen.’
Hij schudt zijn hoofd. Hij is gewend aan het geld en ze leven in luxe, studerende jongens.
‘Weet je wat dat kost man…’ Hij slaat zijn arm om mijn schouders. ‘Ik ben blij dat jij het weet… dat iemand het nu weet… ik wil ermee kappen… het kan niet… maar jij weet het nu…’
Hij bazelt verder. Vriendschap is goud waard, door jaren heen. Dat kan niet kapot. Ik moet langs komen, binnenkort. Mijn vrouw? Heb ik ook kinderen?
‘Kom eten, neem je dochters mee…’
Ik vraag me af of Ruben kinderen heeft. Of Ruben zou reageren zoals ik doe. Geen haar op mijn hoofd die er aan denkt mijn dochters met Sjoerd in contact te brengen. Wat er ook in het hoofd van volwassen mannen zit. Kinderen moeten beschermd worden. Ik knik, mompel dat ik het druk heb, maar dat ik zal kijken.
‘Echt man… Als ik ooit iets voor je terug kan doen….’
Ik kijk hem aan, vraag nog een keer naar dat middel.
‘Ik slaap slecht de laatste tijd… mijn werk… je kent het wel. Deadlines die steeds strakker worden…’
Een vaag verhaal over de rust die ik nodig heb. Voor mijn werk, mijn dochters. Ik zeg dat we uit hetzelfde hout gesneden zijn. Harde werkers. We moeten door, omdat mensen op ons rekenen. Een keer slapen. Diep slapen. De rust die mijn lichaam nodig heeft.
*
Natalie ligt op haar rug op het bed. Haar ogen zijn open. Ik beweeg mijn hand voor haar gezicht. Er komt geen reactie. De blik in haar ogen is leeg. Haar ademhaling gaat langzaam. Ze is er, maar toch ook niet en ik bekijk haar, laat mijn ogen over haar lichaam glijden. Dat wulpse lichaam dat al zolang de inspiratie van al mijn fantasieën is. Met een klein lachje controleer ik of de deur op slot zit. Ik buig me over haar heen en trek voorzichtig haar schoenen uit. Haar voeten zijn warm.
Geef een reactie