Het licht van de opkomende zon doet pijn aan haar ogen en scherpe steentjes snijden in haar voetzolen. De dorst brandt in haar keel. Ze valt, staat weer op en rent verder naar de rand van het bos. Ze durft niet om te kijken naar de uitgestrekte vlakte achter haar. Daar lijkt niets anders te zijn dan de paarsrode gloed van bloeiende heideplanten, maar Melanie weet beter. Ze moet naar de schaduw en de beschutting van het bos.
Een woest brullende stem komt achter haar aan en jaagt haar nog meer op. Hijgend en huilend negeert ze de steken in haar zij. Als ze eindelijk de rand van het bos bereikt, springt ze in het groen. Scherpe stekels snijden in de huid van haar benen en haar haren blijven vastzitten in laaghangende takken. Het rennen wordt lopen, het lopen wordt strompelen. Op handen en knieën klautert ze een heuvel op. De stem komt dichterbij. Het geluid lijkt haar in te halen en ze hoort haar naam. Ze snikt en duwt zich met al haar kracht omhoog. Een grote stap, nog eentje. Ze valt naar beneden. Haar angst blijft geluidloos steken in haar keel. Lees verder


Wat zeggen anderen …