Sinds vorig jaar ‘heb’ ik een aanloop poes. Ze was er ineens, tijdens die warme zomer en at de restjes die mijn dove eenentwintigjarige kater liet staan. Een kleine niet meer heel erg jonge poes. Een beetje mager, een beetje bang. Ze ging niet meer weg en eigende zich het buitenhuisje van mijn kater toe. Natuurlijk heb ik eerst in de buurt geïnformeerd en een organisatie voor ‘vermiste huisdieren’ ingeschakeld. Tot nog toe geen berichten dat ze ergens wordt gemist. Inmiddels heeft ze wat meer vlees op haar botten en mag ik haar aanhalen. Heel af en toe komt ze voorzichtig naar binnen en slaapt ze een paar uur naast me op de bank of onder de tafel op een stoel. Soms nestelt ze zich op mijn schoot en ligt ze heel zachtjes te spinnen. Misschien voelt ze instinctief dat ze bij mij veilig is. Toch gaat alles op haar eigen tijd. Zodra ik in mijn hoofd haal dat ze ‘van mij’ is, laat ze me merken dat ik me niets in mijn hoofd hoef te halen. Ze is nog lang niet van mij. Misschien wordt ze wel nooit van mij. Misschien loopt ze over een aantal maanden gewoon naar een ander huis, naar iemand anders die lief voor haar is en interesse voor haar heeft. Stiekem hoop ik toch dat ze voor mij zal kiezen en blijft.

Misschien ben ik zelfs wel een klein beetje jaloers op haar …

Het lijkt me namelijk wel wat. Zo’n mens die jou ziet en ook ziet dat je ergens vandaan komt. Een mens die zich daarom niet aan je opdringt. Die tegen je praat en jou verschillende mauwtjes leert kennen. Waar je kopjes aan kunt geven. Een mens die je kroelt op plekjes waar je graag gekroeld wordt. Die weet hoe hij je moet laten spinnen. Die je stevig aanhaalt en kleine, eerst wat voorzichtige, tikjes op je kont geeft om te zien hoeveel je kunt hebben. Een mens die het plekje aan zijn voeten met liefde aan je afstaat. Het plekje op zijn schoot ook. Een mens die hoopt dat je blijft. Die er met liefde voor zorgt dat je blijft. Zo’n mens die je een veilig, vertrouwd en gewenst gevoel geeft.

Ja, dat lijkt me wel wat …