Kate zucht diep. Manoah zegt niets. Hij zit achter haar, op het voeteneind van haar bed, iets voorover gebogen, zijn onderarmen op zijn bovenbenen, zijn handen losjes langs zijn knieën. In de spiegel vangt ze zijn blik. Die is als altijd wanneer hij naar haar kijkt. Intens donker, intens erotisch zelfs. Alsof hij haar elk moment zou kunnen bespringen en verslinden. Hij verslond haar al zo vaak. Zij liet zich verslinden en nam gretig deel aan een honger die maar niet gestild kon worden.

Ze observeert hem terwijl ze traag een vochtig watje over haar gezicht haalt. Haar oogleden zijn gezwollen, haar huid is verhit. Ze wil zich naar hem omdraaien. Ze verlangt naar zijn armen, zijn hele lichaam om dat van haar. Naar zijn stem, vibrerend in zijn borst terwijl hij haar vertelt hoe hongerig hij alweer is, hoeveel zin hij in haar heeft. Ze weet dat hij verdwijnt als ze zich omdraait dus praat ze tegen zijn spiegelbeeld en vertelt hem over de herinnering aan haar dag.

‘Ik ben vandaag naar de bibliotheek geweest …’

Haar mond beweegt en ze kijkt naar hem. Naar die intens donkere blik in zijn ogen. Naar zijn gezicht, dat ze zo intens lief heeft. Naar hem, naar alles van hem en ze huilt.

Ze huilt nog steeds als ze in bed kruipt, haar gezicht naar de plek waar ze nog maar een zweem van zijn geur kan vinden. Nog heel even en dan is die ook verdwenen.

‘Wat moet ik nou verdomme zonder jou klootzak!’

Manoah liet wel vaker een aantal dagen niets van zich horen, soms langer dan een aantal dagen. Het gaf nooit. Ze wist dat hij druk was en hoewel ze soms moeite had met het leven dat hij zonder haar leidde, haar alleen zijn was niet eindeloos. Het waren overzichtelijke blokjes tijd en ze hield zich warm aan zijn herinnering. Hij kwam altijd weer bij haar terug. Dat had hij ook beloofd.

‘Jij komt nooit meer van mij af.’

Een belofte, geen dreigement zoals haar zus beweerde. Een heerlijke belofte want als hij weer bij haar terugkwam vervulde hij haar met dromen, fantasieën en sensaties die nauwelijks van elkaar te onderscheiden waren, zo snel volgden ze elkaar op. Schaafwonden op haar huid. Brandende plekken op haar knieën, ellebogen en tussen haar dijen. De afdruk van zijn tanden in haar borsten, haar billen, haar buik. Blauwe plekken. Keiharde zuigzoenen en een glashelder samenspel. De energie van toenemende pijn. Nooit eerder voelde ze dat ook dat onderdeel kon zijn van seks. Ze fluisterde ‘harder.’ Hij trok haar aan haar haren naar zich toe en ze fluisterde ‘nog harder.’
Lust, geen liefde, ook dat beweerde haar zus, maar haar zus kende hem niet. Haar zus wist niets van zijn kinderen, twee pubers uit zijn vorige relatie. Bevroren gezichten in houten lijstjes op de platenkast in zijn appartement. Ze wist niets van zijn grote familie. Vier broers, vier zussen. Nog meer foto’s aan een crémewitte muur. Niets van zijn muziek, zijn band, de repetities en optredens door het hele land, heel soms daarbuiten. Niets van de muziek die hij in haar leven bracht. Muziek die alleen zij kon horen en die ze verwerkte in haar verhalen. Dankzij Manoah was ze in gesprek met een toonaangevende uitgeverij. Hij was haar muze en haar brandende verlangen. Nu bestaat dat verlangen enkel nog uit de herinnering en voelt ze alleen nog maar het gemis.

Kate gaat op haar buik liggen en duwt haar gezicht in het kussen tot ze bijna geen adem meer kan halen. Ze huilt, woelt en draait en gaat uit bed. Hij verschijnt weer op het voeteneinde zodra ze de schemerlamp bij de spiegel aanknipt. Haar gezicht is rood en vlekkerig, zelfs in het zachte licht en ze schudt haar hoofd. ‘Ga weg.’
Manoah verroert zich niet en blijft, via de spiegel naar haar kijken. Kate schreeuwt. ‘Ga weg. Ga weg! Ga weg!!’
Hij gaat pas weg als ze zich naar hem omdraait. Haar wanhopige woorden vallen tussen de rommelige lakens van het bed.

Ze kleedt zich aan en gaat de nacht in. Buiten staat een snijdende wind die dwars door haar jas gaat en haar de adem beneemt. Manoah volgt haar overal waar ze haar weerspiegeling kan zien, helemaal tot aan zijn appartement bij het water. De ramen zijn donker en geven niets prijs. De voordeurbel zwijgt, net als Manoah.

~

Als ze bij hem sliep en hij de volgende dag vroeg weg moest voor een repetitie of een soundcheck of een optreden aan de andere kant van het land, bleef ze vaak wat langer in zijn huis. Zonder dat hij het wist. Ze deed niets bijzonders. Soms ging ze weer in bed liggen. Op zijn plek. Ze snuffelde aan het beddengoed en luisterde naar de geluiden om zich heen. Het klotsende water tegen de betonnen funderingen van het complex. Een wc die bij de buren werd doorgetrokken. Het zoemen van de koelkast. Het tikken van de klok in de keuken. Ze bladerde door zijn boeken en keek lang naar de foto’s van zijn familie en zijn kinderen. Omringd door de geluiden, geuren en beelden uit zijn leven leerde ze hem nog beter kennen. Zo voelde het in ieder geval. Hij werd haar eigen. Hij werd haar meer eigen dan ze zichzelf was.

Eén keer kwam hij terug. Kate stond in de keuken, droeg alleen het donkerblauwe schort, de linten losjes samengebonden op haar rug. Ze luisterde naar een lukraak gekozen album uit zijn vinylcollectie, salsa en merengue, haar handen rond zijn favoriete koffiemok. De geïrriteerde blik in zijn ogen omdat hij iets was vergeten maakte plaats voor geamuseerde verbazing. ‘Kijk nou toch. Mijn eigen, geile keukenmeid.’
De knopen van zijn pantalon waren open voor ze er erg in had. Hij tilde haar op, ze sloeg haar benen rond zijn heupen en gleed moeiteloos over hem heen. Hij verslond haar alweer, gehaast, ruw en zonder de tedere liefkozingen van de nacht ervoor. Het was haar om het even. Zij hield van al zijn kanten. De lichte en de donkere. Toen hij haar met een lome grijns aankeek en aanstalten maakte zijn broek weer dicht te knopen, sloeg ze haar hele lichaam om het zijne en verborg ze haar hoofd in de warme holte bij zijn hals. ‘Blijf,’ fluisterde ze. ‘Blijf, nu en voor altijd.’
Ze had geen invloed op de tranen over haar wangen. ‘Soms ben ik bang dat je me vergeet.’
Hij tilde haar op, zette haar met haar blote billen op het aanrecht en nam haar gezicht tussen zijn handen. ‘Hoe kan ik jou nou vergeten?’

Kate weet niet hoe, maar hij vergat haar. Hij vergat dat ze alles van hem wilde … nee, moest weten. Alles van zijn leven.

Ook van zijn dood.

De stilte werd langer dan een aantal dagen. Langer dan een week, twee weken. Kate wilde zich geen zorgen maken. Hij kwam immers altijd bij haar terug. Ze maakte zich toch zorgen en op de helft van de derde week belde ze hem. Toen pas. De zachte stem aan de andere kant van de lijn hoorde bij een gezicht uit één van de fotolijstjes in zijn appartement. Een ongeluk, diep in de nacht, onderweg naar huis van een optreden. De auto raakte door onbekende oorzaak van de weg, sloeg over de kop en tegen een boom.
‘Ze denken dat hij op slag dood was.’

Op slag dood is beter dan stilletjes wachten op diezelfde dood. Geen angst. Geen pijn. Gewoon weg, zonder laatste gedachten. Ook geen gedachten aan haar.

De stem praatte verder. De begrafenis was gisteren. Waar kent ze hem van? Ze kunnen alsnog een rouwkaart sturen. Er was geen adres, geen naam. Ze wisten het niet.

Kate hing op. Ze wisten het niet. Natuurlijk wisten ze het niet en hoelang kenden ze elkaar nou. Een jaar? Iets langer? Waarom moest hij zijn familie over haar vertellen? Werd het dan echter, groter? Dit was toch van hen samen? Iedereen mag het weten, maar dat hoeft niet. Dus wisten ze van niets.

Ze vond zijn graf, vlakbij dat van zijn ouders. Ooit nam hij haar mee en stelde hij haar voor. ‘Pap, mam, dit is Kate, mijn meisje.’

Het was zijn plek niet en ze vond het niet bij hem passen, dood zijn. Hij vertelde haar dat hij gecremeerd wilde worden, maar had dat blijkbaar nooit met zijn familie gedeeld. Een urn paste trouwens ook niet bij hem. Niets paste, behalve naast haar wakker worden. Behalve bij haar weg gaan en weer terugkomen. Ze ging niet meer naar zijn graf. Hij was daar niet. Hij zat in zijn auto en was onderweg naar haar.

~

Kate zit op een bankje schuin tegenover zijn appartement. De nacht gaat over in de vroege schemering. De vroege schemering maakt plaats voor de bleke ochtendzon. Deuren rond zijn appartement gaan open en weer dicht. Een enkeling groet haar, aan het eind van de dag nog een keer. Zit ze hier nog steeds of alweer? Kate sleept zich naar de bushalte, Manoah volgt haar in de weerspiegeling van het water om haar heen en gaat met haar mee naar huis.

De wereld staat stil. De zon gaat op en weer onder. Schaduwpartijen schuiven over de wand. Ze neemt haar telefoon niet meer op. Af en toe valt er post op de mat. Haar zus komt langs en ruimt de vaatwasser in, doet boodschappen, zet Kate onder douche en wacht tot ze iets heeft gegeten voor ze weer verdwijnt Haar zus heeft geduld en probeert haar in beweging te krijgen. Een korte wandeling door de buurt, een lunch met vrienden, een verjaardag, een feestje. Kate zegt niets en schudt haar hoofd. Haar zus zucht gefrustreerd. ‘Je moet je gedachten verzetten. Probeer het op zijn minst en wanneer ga je eindelijk die uitgeverij eens terugbellen. Ze willen jouw boek. Daar heb je toch altijd van gedroomd?’

Maar Kate droomt niet meer en na dat ene telefoontje heeft ze geen letter meer geschreven. Manoah gaf vleugels aan haar woorden, maar nu hij stil blijft, ligt de herinnering aan die vogelvrije vluchten in een ver verleden. Ze wil ophouden hem te missen en is tegelijk bang dat het missen stopt.

Het missen stopt niet en op een avond, bijna drie maanden na het bericht van zijn dood, spoelt ze een heel doosje paracetamol weg met een fles rode wijn. Ze gaat liggen, wacht en zakt weg, steeds dieper in de kussens, door haar matras, de lattenbodem van haar bed en de betonnen vloer. Ze ontwaakt in een prachtig niets en zweeft door een gladde, warme waterspiegel weer omhoog. Voor een paar seconden weet ze zeker dat ze ook dood is en heel even vindt ze dat niet erg. Dan hoort ze zijn stem. Ze draait zich om en kijkt neer op haar bed waar ze in Manoah’s armen ligt. Hij fluistert en schudt haar zachtjes heen en weer. ‘Niets ervan kleintje. Zo makkelijk kom je niet van mij af. In de dood zal je mij niet vinden. Leef Kate, leef.’

Op de klanken van zijn zachte roepen valt ze terug. Ze hoest, vliegt uit bed en haalt op het nippertje de wc-pot, waar ze de inhoud van haar maag leegt en vol schaamte naar de half opgeloste tabletten kijkt. In de slaapkamer gaat ze voor de spiegel zitten. Manoah zit net als altijd op het voeteneinde van haar bed. Ze vangt zijn blik en slaat haar ogen neer. ‘Zonder jou weet ik niet hoe ik moet leven.’
Zijn antwoord komt in haar slaap waar ze zich in zijn omhelzing waant. ‘Ik zal je leiden en je zal weten dat ik het ben.’

Er verandert niets, maar ongemerkt komt er beweging in haar dagen. Ze gaat naar de bibliotheek en verder met haar research. Aan de binnenkant van de kaft van het eerste boek dat ze pakt zit een opvallende rode sticker die helemaal niets met de inhoud te maken heeft. Kate fronst. Een heitje voor een karweitje? Was dat niet iets van de padvinders? Bestaan die nog? Wel zonde van het boek. Ze scant het bij de balie, stopt het in haar tas en gaat voor het eerst sinds weken naar de supermarkt. Wat bevreemd loopt ze langs de schappen en ze moet lang nadenken voor ze zich herinnert wat ze graag at. Op de lopende band bij de kassa zit dezelfde rode sticker als in het boek en ze vraagt de caissière wat het is. De vrouw lacht verontschuldigend. ‘Geen idee, sinds een paar weken duiken die dingen overal op en ik neem me iedere keer voor eens te kijken wat het precies is, maar ik vergeet het steeds.’

Thuis sorteert ze haar post. Kranten, reclamefolders, een paar rekeningen. Haar telefoon gaat, gedachteloos neemt ze op. De stapel post valt, een folder schuift ertussenuit, rode achtergrond, witte letters. Een heitje voor een karweitje. Zonder iets te zeggen drukt ze het gesprek weg. Wat is dat toch?
Ze opent haar laptop. Meteen opent ook haar mail. Twee berichten van een redacteur van de uitgeverij, of ze zo snel mogelijk contact op wil nemen, nieuwsbrieven waar ze zich ooit op abonneerde, reclame, een rode achtergrond, witte letters. Alweer. In toeval gelooft ze nu niet meer.

Ze klikt.

Ben jij een handige / creatieve / gezellig Harry of Hariëtte. Kun je koken, tuinieren, behangen, zagen, timmeren, voorlezen, noem maar op. Of ben je gewoon heel prettig gezelschap? Doe je graag iets voor een ander? Meld je dan nu aan bij onze ruildienst ‘Een Heitje voor een Karweitje.’

Ze klikt nog een keer, vult de gevraagde gegevens in en nadat ze met diezelfde gegevens heeft ingelogd komt ze terecht in een soort vacaturebank. Nog geen uur later heeft ze al een afspraak voor haar eerste ruilkarweitje en meteen slaan de twijfels toe. Waarom doet ze dit? Wat hoopt ze te vinden? Of hoopt ze alleen maar dat het Manoah’s leidende hand is? Gelooft ze dat echt? Natuurlijk niet. Ze gaat ook niet. Het past niet bij haar. Het past ook niet bij Manoah. Of gaat het daar ook niet om?

Natuurlijk gaat ze wel en de volgende dag, halverwege de middag haalt Kate twee kleine hondjes op bij een vrouw van middelbare leeftijd. Als ze de beestjes twee uur later weer bij hun eigenares terugbrengt schuift ze aan voor een warme, zij het wat smakeloze maaltijd. Dat laatste wordt ruimschoots goedgemaakt door het praatgrage karakter van de vrouw. En het blijft niet bij dit ene karweitje, In ruil voor een kaartje voor de premiere herschrijft ze met succes sommige scenes in het nieuwe stuk van de plaatselijke toneelvereniging. Ze begeleidt een opstandige puber bij het voorbereiden van zijn tentamen , wat haar een boeket uit de bloemenwinkel van zijn ouders oplevert. Ze doet kleine boodschappen voor mensen die om wat voor een reden dan ook zelf de deur niet uit kunnen en biedt gezelschap voor hen die daar behoefte aan hebben. Ze steekt haar handen uit de mouwen waar ze kan, ook zonder tegenprestatie. Haar dagen zijn prettig gevuld met de levens van anderen, maar eigen leven staat nog steeds stil en ze weet niet of ze nog wel wil wachten tot het vage droombeeld van Manoah haar eindelijk de juiste kant op zal leiden.

Op zekere ochtend ontvangt ze een ongebruikelijke oproep van de ruildienst, op haar naam. Wil ze accepteren? Natuurlijk accepteert ze, al is dat meer uit nieuwsgierigheid dan dat ze ook echt wil. Vrijwel meteen ontvangt ze een tweede mail.

Dag Kate,

Ik heb veel goede dingen over je gehoord en nu mijn vaste buddy het voor vanavond helaas af laat weten, wil ik je vragen of jij mijn tafeldame kan en wil zijn. Over een passende ruiling zullen we het wel eens worden. Niets geks, dat beloof ik! Laat het me alsjeblieft zo snel mogelijk weten zodat ik bij een negatief antwoord verder op zoek kan gaan. (Al laat ik de hele avond in dat geval liever helemaal aan me voorbij gaan.)

Tibor

Nee, natuurlijk wil ze dat niet. Ze kent geen Tibor en ze wil hem ook niet leren kennen. Wat een idioot. Daar trapt toch niemand in.

Maar Kate trapt er wel in, al is het geen kwestie van ergens in trappen. Het is net als toen, lang geleden met Manoah. Ze kende hem niet, wist niets van hem en toch ging ze met hem mee. Ze hadden nog geen drie woorden gewisseld en toch pakte ze vol vertrouwen zijn uitgestoken hand.

Misschien wordt het tijd dat ze zijn hand loslaat?

Tibor is bijna net zo lang als Manoah en gedraagt zich, Kate kan niets anders zeggen, als een heer, wat die eerste keer dan weer niet opging voor Manoah. Ze schudt haar hoofd en lacht. Ze moet hem niet vergelijken met Manoah. Of moet ze dat juist wel. Tibor kijkt haar kant op, over de hoofden van de anderen heen en Kate loopt naar hem toe. Hij vraagt of ze nog iets wil drinken. Ze knikt. Haar hoofd is al een beetje wollig, maar het mag nog iets wolliger, iets losser. Los, vrij, vrijpostig.
Ze toasten voor de derde, misschien wel de vierde keer. Hij buigt naar haar toe. ‘Ik wil je graag beter leren kennen, Kate.’
De deur van de het restaurant gaat open, het licht flikkert in de weerspiegeling van de ruiten en ze ziet Manoah. Hij zit aan de hoek van de bar en houdt haar in de gaten. Niet jaloers of bezitterig, wel aanmoedigend. Kate lacht zacht. ‘Beter leren kennen kost tijd, veel tijd. Misschien moeten we daar niet op inzetten.’
Tibor trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Hoe bedoel je dat?’
‘Heb je al nagedacht over een tegenruil?’
Heel even is hij van zijn stuk gebracht. ‘Ik dacht niet dat … Je denkt nog steeds …?’ Hij schiet in de lach. ‘Sorry, er is geen tegenruil, ik wilde gewoon met je uit. Ik zag je een tijd terug bij de toneelvereniging en vroeg me af hoe ik je op een originele manier zo ver kon krijgen. Sorry, ik dacht dat je dat inmiddels al had begrepen.’
Ze schudt haar hoofd. ‘Nee, maar misschien had ik het moeten begrijpen. Waarom wilde je met me uit? Hoe zag je dat voor je?’
Hij grijnst. ‘Iets zoals dit, jij en ik, fijn eten, misschien iets intiemer, niet zoveel anderen om ons heen. Wat ik net zei, elkaar beter leren kennen. Wil je mij beter leren kennen?’
‘Misschien wel, maar dat vind ik geen goeie tegenruil.’
Zijn wenkbrauwen schieten weer omhoog. ‘Niet?’
Kate drinkt haar glas leeg en zet het op de bar. De deur gaat niet open en Manoah is verdwenen. Wat als ze nu met Tibor meegaat, blijft ze hem dan zien in iedere weerspiegeling? Zal hij haar de rest van haar leven blijven achtervolgen? Ze kijkt Tibor aan. ‘Nee, maar mijn interesse groeide toen je het over iets intiemer had.’
‘Echt?’
Ze schiet in de lach om zijn gezicht. ‘Ja echt. We kunnen hier blijven of weggaan. Alleen of samen.’
‘Waar wil je dan naar toe?’
‘Laten we ergens naar toe gaan waar geen andere mensen zijn. Een plek met een bed en op zijn minst een badkamer. Lijkt je dat wat?’
Hij drinkt zijn glas in één teug leeg. ‘Ja! Ik bedoel … ik dacht niet dat je … nou ja, met het overlijden van je vriend en zo … Ik dacht dat je het rustig aan wilde doen.’
Kate trekt haar jas aan. ‘Dat wil ik ook. Elkaar rustig aan leren kennen, maar jij kent mij kennelijk al beter dan ik jou doe en als ik heel eerlijk ben …’ Ze brengt haar gezicht dicht naar dat van hem. ‘Als ik heel eerlijk ben heb ik gewoon zin om te neuken want dat is echt een eeuwigheid geleden en seks is wel het laatste dat ik rustig aan wil doen.’

Ze moet lachen om zijn gretigheid die tegelijk voorzichtig is, alsof hij bang is dat ze zich bedenkt. Ze bedenkt zich niet en ze gaan naar zijn huis. Niet naar dat van haar, dat is toch nog een stap te ver want stel je voor dat Manoah ook op het voeteneinde van haar bed verschijnt terwijl ze zich door een ander laat neuken.

Bij de voordeur van zijn benedenwoning pakt Tibor haar hand. ‘Weet je het heel zeker want ik kan je nu al vertellen dat ik je, zodra de deur achter ons dichtvalt meesleur naar de slaapkamer en je op het bed gooi.’
Kate drukt haar lippen op zijn mond. ‘Dat is je geraden, ik hou wel van een beetje stevig.’

Het bed, de kussens en de koele lakens op haar huid, zijn lichaam op haar, in dat van haar en de geluiden. Het lijfelijke geklets van vlees op vlees. Het gekreun, gegrom en gehijg. Dat soppende, smakkende geluid van een opening die wordt gevuld en weer geleegd. De woorden. Geil, prikkelend, opwindend en kleinerend tegelijk. Brandende plekken op haar knieën, haar ellebogen en tussen haar dijen. De afdruk van zijn tanden in haar borsten, haar billen, haar buik. Blauwe plekken. Keiharde zuigzoenen en een glashelder samenspel. Ze fluisterde ‘harder.’ Hij trok haar aan haar haren naar zich toe en ze fluisterde ‘nog harder.’  De energie van toenemende pijn daarna een diepe droomloze slaap. Zijn armen om haar heen en zijn stem vibrerend in zijn borst. Manoah’s stem in haar hoofd. ‘Was dat fijn? Was het geil genoeg voor mijn meisje?’

Kate zucht en omhelst het lichaam naast haar nog steviger. ‘Dat was fijn. Dank je wel, mijn liefste.’