Uit de staalgrijze wolken boven het station valt zo’n maartse stortbui dat wachtende reizigers schuilen in de enige koffietent aan het plein. Hun binnenvallen komt als een golfbeweging en met enkele minuten is de atmosfeer dampig. Ik word onvermijdelijk verder de hoek in gedrukt. Mijn arm raakt het brede prikbord aan de muur. Een paar zoekertjes dwarrelen naar de grond. Op de bar verschijnt mijn kartonnen beker, samen met een tweede. De barista roept de bijbehorende namen.

Mijn antwoord gaat verloren onder een doortastend dank je wel. De stem, sonoor en met een gedempte grom onder hardere klanken past bij de naam op de tweede beker. Ik vind de eigenaar. De vochtige menigte duwt hem nog dichterbij. Zijn geur is krachtig. Fris kruidig en warm als sandelhout, vanille en amberzaad. Sensueel en fascinerend ongrijpbaar.

Onverwacht zoekt hij steun aan mijn heup. Hij verontschuldigt zich en reikt naar zijn beker. Zijn handen zijn kort en breed, zijn onderarmen zacht behaard. Hij draait zich om. De druk van zijn vingers blijft achter. Ik wil mijn beker pakken maar besef dat hij deze heeft meegenomen en ga achter zijn geur aan. Met de stroom mee. Het is gestopt met regenen.

Buiten vallen broze zonnestralen door gaten in het wolkendek en glinsteren snoeren druppelkralen in het zachte licht. Het spiegelende oppervlak van ondiepe regenplassen wordt gebroken door voetstappen van haastige reizigers. Ik volg die van hem. De roltrap af naar perron 3 waar een sprinter tot stilstand komt en zijn deuren opent. Mijn laatste stap wordt een sprong en ik roep. ‘Mijnheer, ik heb uw beker!’
Hij draait zich om. Zijn blik haakt in de mijne en tilt me heel even van de wereld. We ruilen van bekers. Ik bedank hem en vergeet niet nogmaals u en mijnheer te zeggen. In zijn ogen glijdt een alwetende glimlach. Ik sla de mijne neer en wacht tot hij in de sprinter is gestapt. Zwevend vervolg ik mijn weg.

De volgende dag hangt er een fonkelnieuw zoekertje over teksten die ik onderhand kan dromen;

Rode sjaal, wilde krullen, onvergetelijke ogen: op perron 3 gaf je mij mijn koffie. Ongetwijfeld heb je meer te geven. Morgen. Zelfde tijd, zelfde perron, blauwe sjaal.

Ik kreun zacht. Er is geen twijfel mogelijk. Ik ben al in zijn ban. Sommige mannen hebben die gave. Lust op het allereerste gevoel.

In de winkel naast de koffietent koop ik zes organza sjaaltjes in de geëiste kleur en de volgende dag bevestig ik het eerste vlakbij de roltrap op perron 3. Ik fantaseer hoe hij zou kunnen reageren nu ik de rollen omdraai. Een hitsige huivering kruipt langs mijn rug en schouders naar mijn tepels die pijnlijk hard worden. Opgewonden zet ik mijn blauwe speurtocht uit, eindigend bij mijn voordeur. De zesde sjaal hang ik uit de brievenbus. Een korte ruk en de deur gaat vanzelf open. Het lijkt wel een sprookje.

Naakt kniel ik op mijn bed. Mijn gezicht naar de deur. De tijd vertraagt, buiten naderen beheerste voetstappen. Mijn hart bonst zwaar en dubbel zo snel. De deur klikt uit het slot. Ik huiver van genot en word zijn ogen ingezogen. Zwijgend vraagt hij wat ik wil. Een stille hunkering dampt uit mijn lijf.

Ruw wikkelt hij mijn krullen rond zijn vuist en voor ik erop bedacht ben lig ik over zijn schoot. Met vlakke hand bewerkt hij mijn billen, want hoe haal ik het in mijn hoofd hém een opdracht te geven. De gloeiende hitte van mijn huid duikt met een rotgang in mijn buik en vandaar rechtstreeks naar mijn kruis. Een wurgende opwinding valt over me heen. Duizenden kleine vonken verschijnen in mijn hoofd. Goddelijk. Meer dan ik kan verdragen en hij houdt niet op. Zijn melodie heeft geen rustmomenten. De prachtige zinnen van zijn lichaamstaal zijn oneindig. Ik trek hem naar binnen waar hij diep onder mijn huid kruipt. Met zijn intens donkere zinnelijkheid neukt hij me compleet binnenstebuiten. Gloeiend genot brandt moeiteloos een gat door de tijd helemaal tot de volgende ochtend.

Hij wiegt me in slaap. Ik wil niet. Ik ben veel te bang dat ik dit allemaal droom. Dat het evengoed een sprookje is. Toch zak ik weg in een bodemloze sluimer. Als ik wakker word is hij weg en hangen daar mijn zes sjaaltjes, inclusief opdracht. Zijn stem bromt na. De kamer hijgt en gromt nog steeds. Een aardse, bijna houtachtige geur sleurt de nacht terug het bed in. Mijn niet te lessen dorst naar meer ontwaakt en ik koester de afdrukken die hij op mijn lichaam achterliet. Ik ben zijn donkere engel. Hij is mijn tedere satan.


Ik schreef dit verhaal voor de jaarlijks terugkerende schrijfwedstrijd van ‘Het rode oor’ Dit jaar werden 178 verhalen ingezonden en de jury koos hieruit 8 finalisten. Helaas zit mijn verhaal daar niet tussen, maar nu kan ik het wel met jullie delen. 🙂

De namen van de finalisten zullen later bekend gemaakt worden, en de 8 verhalen zullen op zondag 24 september worden voorgedragen door de mooiste stemmen van de Lage Landen tijdens een simultaanfinale in Amsterdam en Antwerpen. Het publiek in beide steden beslist wie de uiteindelijke winnaar wordt van Het Rode Oor 2023. Meer info over deze finale kun je binnenkort hier vinden.

Ik vond het erg leuk en leerzaam om met dit verhaal bezig te zijn. De norm van maximaal 800 woorden, gruwel. 😉
Schrijven, herschrijven. Lezen, herlezen. En nog eens. En nog eens.
Jammer dat dergelijke schrijfwedstrijden (erotica) niet vaker worden georganiseerd. Het zou erg fijn zijn als deze ‘verboden vruchten‘ literatuur nu eindelijk eens uit het verdomhoekje raakt.