Terwijl ze op haar zij, met haar vingers in haar mond, naar de bleke vlek maanlicht op de houten vloer ligt te staren wordt ze verrast door een warme bries. De volgeschreven pagina’s in de brede vensterbank ritselen alsof er een onzichtbare hand doorheen bladert.

~

Het pad daalt, stijgt en daalt weer. Slingerend en met flauwe bochten trekt het traag omhoog, net breed genoeg voor een auto. Voorzichtig duwt Talitha het gaspedaal in. Achter haar ligt het dorp, voor haar gaan de met zand en helmgras bedekte heuvels geleidelijk over in staalgrijze rotsen. Veel verder weg, op het allerhoogste punt verrijst de vuurtoren. De lucht erachter is somber, met soms bijna zwarte wolken. De zee beukt in hoog opspattende golven tegen blinde klippen. Meeuwen drijven krijsend en in cirkels op de gure wind. Talitha zucht diep als bovenop de volgende glooiing eindelijk het huis verschijnt. Ze zet de auto op de handrem en stapt uit. De koude wind ontneemt haar de adem en duwt traanstrepen over haar slapen terwijl ze van een afstand naar de donkere, houten woning kijkt. Het houdt zich stug staande in de zoute rukwinden en ziet er kleiner uit dat ze had gedacht. De sleutel zit in de zak van haar jas en ze sluit haar vingers om het koude metaal. Met haar duim gaat ze langs het plastic labeltje en ze fluister zacht, tegen de wind in. ‘Ooit koop ik een huisje aan zee en neem ik een hond en een kat.’

Het idee voor dit huisje zonder hond en kat kwam van Jacques, haar uitgever. ‘Rust en ruimte,’ zei hij, ‘al is het maar voor een aantal weken. De uitgeverij betaalt.’ Die laatste woorden trokken haar niet over de streep. Als ze zou willen kon ze het makkelijk zelf betalen, maar ze wilde niet. Veel liever was ze na het aftellen, de geheven champagneglazen en nieuwjaarszoenen van mensen die helemaal niets voor haar betekenen, onder een enorme berg dekens gekropen om pas tegen de lente weer tevoorschijn te komen. In plaats daarvan pakte ze op de vierde dag van het nieuwe jaar haar koffers en ging ze op weg naar het adres dat haar uitgever voor haar gekozen had. Belofte maakt immers schuld. Of, nou ja, een contract maakt schuld. Over dertien maanden verwacht de uitgever een eerste versie op zijn bureau. Ze heeft nog geen letter op papier.

De vierde nacht van het nieuwe jaar verbleef ze in een goedkoop motel langs de snelweg waar ze op haar kamer munten in het kastje aan de muur gooide. Met twee vingers in haar mond en haar hand tussen haar benen dommelde ze weg op de zacht zoemende vibraties van het tweepersoons bed. De volgende ochtend had ze zich neergelegd bij deze onderbreking in haar voorspelbare bestaan. Slapen kan ze overal. Misschien is dit wel precies wat ze nodig heeft. Heel misschien kan ze, door even helemaal weg te zijn, eindelijk loskomen van de stad waar ze op iedere hoek van de straat nog steeds van hem houdt.

Ze kijkt op als het geluid van een claxon langs haar heen waait en weer in de wind verdwijnt. Over het smalle pad nadert luid toeterend een rode Peugeot. Uit het raam aan de bestuurderskant zwaait een arm en even later verschijnt ook een hoofd met wild wapperend haren. Er wordt iets geroepen. De storm rukt de woorden uit elkaar voor ze Talitha bereiken. Ze blijft staan, haar vingers nog steeds rond de sleutel in haar jaszak. Pal voor haar eigen auto komt de Peugeot tot stilstand. Het linkerportier vliegt open en er stapt een vrouw in een knalroze parka uit. ‘De weg kwijt mevrouw?’ Ze schreeuwt om boven de harde windstoten uit te komen. Talitha schudt haar hoofd en wijst naar het houten huisje op de volgende heuvel. De vrouw loopt om de auto heen. Onbewust doet Talitha een stap achteruit en de vrouw lacht. De kuiltjes in haar wangen maken de lach breder dan haar mond. Ze steekt haar hand uit. ‘Ik ben Molly en we vroegen ons al af wie er zo gek is dat krot voor een half jaar te huren.’
Talitha kijkt langs de roze schouder en warrige krullenbos naar de overige inzittende in de Peugeot. Ze ontwaart drie gestaltes, gezichten ziet ze niet. Wat ongemakkelijk pakt ze Molly’s hand. ‘Ik ben Talitha, ik kom hier schrijven.’
Molly knikt. ‘Heb je hulp nodig? Niet? Ik parkeer mijn bak wel even in het gras, dan kun je erlangs. Ben je alleen? Ook niet gezellig. Laat maar weten als je toch hulp nodig hebt.’
Talitha kijkt in de richting vanwaar de Peugeot is gekomen. ‘Komen jullie van de vuurtoren?’
‘Yes girl, het lichthuis. Je boft maar, de hemel ligt hier aan het eind van het pad, voor jou om de hoek dus. Ciao!’
Molly loopt weer naar de Peugeot, stapt in en parkeert in de berm, strak tegen het draadhek. Ze toetert als Talitha nog even met haar hand aan het portier blijft staan. Zacht mompelend stapt Talitha in. ‘Ja, ja, rustig standje ongeduld.’
Langzaam stuurt ze haar auto langs die van Molly en in het voorbijrijden blikt ze even opzij. Naast Molly zit een man. Hij draagt een zwart muts. Zijn gezicht is ruw, zijn kaak breed en zijn donkere, levendige ogen blikken brutaal in de hare. Blozend richt ze haar ogen weer op het pad. Ze ziet niet dat zijn grijns nog veel brutaler is.

In het huisje zet Talitha haar koffers onderaan de open trap en kritisch bekijkt ze de kleine kamer. Op het scherm van haar laptop zag het er anders uit. Groter. Schoner ook. De plankenvloer is zanderig en tussen de donkere balken aan het plafond hangt spinrag. Bij de bank staat een houtkachel. Erbovenop een ouderwetse ketel met schenktuit. Het keukenblok heeft een granieten aanrecht met een diepe spoelbak en er staat een breed fornuis met grote, witte knoppen. Naast de zoemende koelkast hangt een telefoon met draaischijf. Talitha neemt de hoorn van het toestel en is verrast als ze de kiestoon hoort. Ze draait het nummer van haar appartement en luistert naar de boodschap op het antwoordapparaat. Haar huiskamer verschijnt op haar netvlies. De driezit met zachte kussens, de volgestouwde Billy boekenkasten erachter, het zachte licht, de groene planten. Meteen hoort ze de echo van de wat vinnige stem van haar moeder; ‘ja, tuurlijk kind, ik zorg wel voor de post en je planten, alsof ik niet genoeg te doen heb.’ Driftig sneed ze een stukje vlees van de varkenshaas op haar bord en haar blik gleed langs de overige gasten aan de feestelijk gedekte tafel. ‘Snappen jullie dat nou? Ik bedoel, ze leeft haar droom. Overal word je doodgegooid met haar boek, maar ondertussen zit ze nog steeds in dat studentenhok te jammeren om een verloren liefde. Vier trappen! Ik ben toch zeker ook de jongste niet meer? En dan heb ik het nog niet over de buurt. In plaats van dat ze op zoek gaat naar een echte woning en een vent, maar nee hoor, ze moet zo nodig nog een boek schrijven.’

Talitha hangt op, ze spreekt niets in.

Naast de telefoon, op het verschoten behang staan met zwarte stift geschreven telefoonnummers. Het nummer van het hotel bovenaan. Verder ook de nummers van een wasserette, de kruidenier, de brandweer en de vuurtoren. Achter die laatste, haakje openen, het lichthuis, de HEMEL om de hoek, drie uitroeptekens, haakje sluiten. Talitha mompelt. ‘Die vuurtoren wordt behoorlijk opgehemeld hier …’
Grinnikend om haar eigen woordgrap zeult ze haar koffers via de open trap naar boven. Daar vindt ze de badkamer met een toilet, een wastafel en een gebarsten spiegel. Achter het plastic bloemetjesgordijn staat een ligbad op pootjes. Trage druppels vallen van de douchekop in de kuip en hebben een kleine, roestige cirkel in het emaille achtergelaten. Haar pogingen de kraan dicht te draaien blijven vruchteloos.

In de enige slaapkamer staat een twijfelaar onder een schuin dak. Het raam ertegenover heeft een brede vensterbank met kussens en kijkt uit over een kleine tuin, de duinen en de zee. Langs de blinde muur staat een menshoge kast met beddengoed en handdoeken. Op de overige planken is nog genoeg ruimte voor haar eigen spullen en nadat ze deze heeft opgeborgen en de lege koffers onderin de kast schuift, laat ze zich met gespreide armen voorover op het bed vallen. Het donzen dekbed knispert koel en wollig om haar heen. Plotseling is ze doodmoe. Ze rolt op haar zij, steekt haar ring- en middelvinger in haar mond en zakt weg in een soezerige sluimer.

Wat haar wekt weet ze niet. Heel even heeft ze geen flauw idee waar ze is. Het is donker en uit gewoonte graait ze naar links waar thuis altijd haar mobiel ligt. Ze vloekt als ze iets omgooit, tast en zet het weer overeind. Haar vingers raken een snoer en zoeken de lichtknop. Ze knippert met haar ogen als het lampje naast het bed aanfloept. De stofkap is beschilderd met witte pioenrozen. Moeizaam gaat ze op de rand van het bed zitten. Ze heeft geen idee hoe laat het is. ‘Dus … waar heb ik mijn telefoon gelaten?’
Uit de kast pakt ze een trui die ze al lopend aantrekt waardoor ze bijna van de trap dondert. Ze huivert als een kille tochtvlaag langs haar benen strijkt. Beneden ontdekt ze dat de deur van het huisje wagenwijd openstaat. Gehaast grijpt ze de klink. Een rukwind trekt hem uit haar hand. Het hout slaat met een klap tegen de buitenmuur. In de poging met allebei haar handen de deur dicht te trekken, stapt ze in een ijskoude plas water. ‘Verdomme!’
Op het hoger gelegen pad start een motor. Talitha kijkt op. Felle lichtbundels schijnen in haar gezicht. Ze knippert met haar ogen en schreeuwt. ‘Hey!’
De auto keert en verdwijnt met hoge snelheid in de richting van de vuurtoren. Voor de tweede keer wordt de klink uit haar handen gerukt en met veel gevloek weet ze de deur dicht en in het slot te trekken. Sceptisch bekijkt ze de mand op het aanrecht en ze werpt een blik onder het cellofaan. In de mand zit alles wat ze nodig heeft om de eerste paar dagen door te komen. Heel fijn, maar ze weet zeker dat de mand er eerder niet stond. Het handschrift op het witte kaartje van haar uitgeverij kent ze niet. De geschreven letters liggen diep in het karton en onder de uitroeptekens achter het woordje succes staan dikke, ingekleurde stippen. Het past bij knalroze, wilde krullen en ongeduldig. Molly? Was zij hier? Hoe dan? Talitha checkt of de deur echt op slot is en kijkt door het kleine raam naar buiten. Daar is het gaan hozen. Dikke hagelstenen tikken tegen het raam en vallen in een golvende beweging op de grond. De bui ontneemt haar het kleine beetje uitzicht en maakt haar isolement compleet. Ze huivert, trekt haar natte sokken uit en de fles rode wijn uit de mand. Het is een goedkope supermarktslobberwijn. Geen wijn die haar uitgever haar zou sturen, maar goed genoeg om haar te verwarmen.

Ze nestelt zich op de bank en zet haar telefoon aan. Het scherm vult zich met de berichtstroken van whatappjes en gemiste oproepen van mensen die ze niet wil spreken. Ze zet het apparaat uit en smijt het in de hoek van de bank. Na het eerste glas voorzichtige slokjes wijn zet ze de fles gulzig aan haar mond en geeft ze zich over aan de perverse helderheid van heimwee naar een liefde die geen eigenaar meer heeft.

Als de fles leeg is, is ze misselijk en deint de bank een beetje. Ze zet een voet op de grond om hem stil te krijgen, wurmt haar hand onder de band van haar jeans en steekt haar vingers tussen haar zweterige plooien. Het duurt lang voor ze klaarkomt, een snoeihard, droog orgasme dat geen enkele bevrediging brengt. Ze trekt de sprei over zich heen, steekt haar vochtige vingers in haar mond en valt zacht huilend in slaap.

De eerste weken, zo niet maanden verloopt de tijd in haar nieuwe omgeving zo weinig opzienbarend dat ze zich afvraagt of iemand ergens op de pauzeknop heeft gedrukt. Schrijven doet ze nog steeds niet. Janken des te meer. Dagenlang ligt ze in bed of op de bank en richt ze haar blik naar dat wat achter haar ligt, mediterend over alles en helemaal niets tegelijk. Ze gaat in bad en blijft in het warme water liggen tot ze het gevoel heeft dat haar huid elk moment los kan raken. Ze eet pasta zonder opsmuk omdat ze daar niets van hoeft te vinden, elke hap is even smakeloos. Haar wandelingen naar het dorp of het strand zijn kort, haar dutjes lang. De dagen hebben hun vaste gezichten en elke avond kijkt ze naar de stoet auto’s die in hoge snelheid langs haar huisje in de richting van de vuurtoren verdwijnen.

Op zo’n dag, vroeg in de avond, staat ze op de grens van het land en de zee uit te kijken naar de horizon als ze zich gewaar wordt van een verandering. Eerst om haar heen, maar dan ook vanbinnen. De zon zakt, de hemel gloeit op en alles wordt donzig en pastel. Om haar heen dansen tientallen grijswitte schuimvlokken over het strand. De wind lijkt zachter dan alle dagen daarvoor en brengt zoete geuren met zich mee. Lentegeuren. Langzaam beweegt ze haar schouders, haar vingers, haar tenen. Alsof ze zachtjes staat de ontdooien De donkere stem die plotseling achter haar verschijnt past in het moment. ‘Zo, eindelijk losgebroken uit je isolement? Ik heb op je gewacht.’
Talitha draait zich om. Molly heeft haar handen in de zakken van haar knalroze parka gestoken en kijkt haar lachend aan. Naast Molly staat de man die Talitha maanden terug al eerder zag. Ze herkent vooral zijn brutale blik die heel vluchtig en op een indringende manier, vermanend lijkt. Verwonderd volgt ze de huivering van genot door haar lichaam en ze weerstaat de neiging zich van zijn ogen los te maken. Hij is een blonde bonk van een vijftiger. Zo’n man die weet hoe hij een deuropening moet vullen, met sterke armen en een brede, soepele lach die nu dan toch over zijn gezicht trekt. Hij doet een stap naar haar toe en reikt haar een plastic kaartje. ‘Vanavond ben je mijn gast. Nee is geen antwoord. Dank je, wel.’
Talitha pakt het kaartje van hem aan. Hij draait zich zonder nog iets te zeggen om en loopt weg in de richting van de duinen. Ze kijkt Molly aan. ‘Wie is dat?’
‘Dat is Connor, de eigenaar van het lichthuis. Hij werd het wachten zat.’
‘Wachten waarop?’
‘Op jou natuurlijk en ik moet zeggen, je hebt je tijd ook wel genomen. Meestal is hij niet zo geduldig. En hij verdient wel een beloning voor zijn geduld, dus trek iets moois aan. Of nee… doe maar sexy.’
‘Ik heb geen sexy en daarbij…’
Talitha kijkt naar het kaartje in haar hand. Een vuurtoren, aanbeden door twee schaarsgeklede dames. Danseressen rond een strippaal, of gewoon, een paal. Glanzend, hard en dik.
‘Is dat lichthuis een seksclub?’
Molly grinnikt. ’Nee schat, het is de hemel om de hoek en natuurlijk heb je wel sexy. Elke vrouw heeft sexy, ze hoeft er alleen maar in te geloven. Ik kom je om tien uur oppikken.’

Talitha kijkt haar na en draait zich weer om naar de zee en de zon die nu bijna helemaal onder is. Met haar wijsvinger gaat ze langs de omtrek van de vuurtoren op het kaartje. Een grote piemel. Een pik. Een dikke paal. Seks? Hoe lang is dat geleden? Net zo lang als de liefde, waarschijnlijk langer. Heel ver weg…
Ze zucht diep. Als iemand haar toen had verteld dat ze hem uiteindelijk zou vergeten had ze het niet gelooft. Ze wist zeker dat ze met hem een zeldzame, heroïsche liefde deelde, maar nu, in dit moment, is ze eindelijk klaar met hem – haast alsof ze een glas uit haar handen kapot laat vallen.

Weer glijdt haar vinger langs de afbeelding van de vuurtoren. Sexy? Een seksclub? De hemel om de hoek?

Resoluut draait ze zich om en met grote stappen beent ze door het rulle zand richting de duinen en haar huisje. Ineens lijkt het zo saai, zo ontzettend alledaags en zo geestdodend om blonde reus te laten wachten in plaats van haar kans te grijpen, de uitdaging aan te nemen en alle voorzichtigheid overboord te gooien. Ze wil meer durven dan ze kan, meer doen dan ze durft.

~

Connor neemt haar hand in de zijne en begeleidt haar langs de bar en de verlaagde dansvloer naar een intiem zitje in de hoek van de ruimte. Zijn vrije hand ligt laag op haar rug, net boven de ronding van haar billen. Vlak voor hij haar plaats laat nemen op de zachte tweezits buigt hij naar haar toe. Zijn warme zoete adem vult haar oor. ‘Die jurk vraagt erom over je heupen omhoog getrokken te worden.’
Talitha bloost met een felheid die ze nog niet eerder voelde en in de spiegels aan de muren ziet ze haar gezicht ontvlammen in een scharlaken rood. Connor grijnst en geeft haar een vederlichte zoen in haar hals, net achter haar oorlel. Hij had net zo goed zijn tanden in haar huid kunnen zetten. Een hete tinteling kruipt in haar lichaam en haar gezicht wordt nog een tintje roder. Zijn grijns wordt breder en hij duwt haar zachtjes in de tweezits. ‘Ik heb op jou gewacht. Nu verwacht ik dat jij op mij wacht. Ik heb nog wat zaken te regelen, dus vermaak je, maar vergeet niet dat ik je in de gaten hou.’
De toon van zijn stem tilt de woorden op zodat ze over haar heen vallen en weer is daar die prettige huivering. Op het tafeltje naast de tweezits verschijnt een glas op een hoge voet en Talitha drinkt gulzig. Het witroze vocht tintelt op haar tong en verspreidt een warme gloed in haar borst als ze het doorslikt. Ze heeft het lege glas nog niet neergezet of er staat al een tweede. Vanachter de bar heft Connor zijn glas. Zijn ogen houden haar zo gretig en zo verslindend in de gaten dat ze in zijn blik verdwijnt. Ze vergeet haar verlegenheid en drinkt, nu met kleine slokjes, van glazen roze champagne die maar niet leeg lijken te gaan.

Talitha beweegt zich door de ruimte zonder van haar plek te komen. Ze kijkt naar de paaldanseressen op het podium. Naar de vrouwen, de mannen. Molly staat me haar rug tegen de muur, haar blouse half open, haar borsten bloot. En ze is zo mooi. Talitha zou haar willen zoenen. Daar, op de huid rond haar donkere tepels of nog lager tussen haar benen, waar zich nu het gezicht van een man bevindt. Ze wordt een beetje dronken en heeft vlinders in haar buik. En zin om te dansen. Ook zou ze best wel even willen huilen. Ze gaat dansen en voelt dat Connor haar bewegingen volgt. Ze weet het zeker als hij in haar blikveld verschijnt en naar haar kijkt zonder dat ze zich bekeken voelt en plotseling, met een glasheldere zekerheid weet ze dat het daarom gaat. Veel meer nog dan de kans in zijn ogen te kijken gaat het om de kans door hem gezien te worden en deel uit te maken van zijn belevingswereld.

Ze doet haar ogen dicht, spreidt haar armen en begint rondjes te draaien zonder de maat van de muziek te volgen. Haar bloed stroomt harder en haar lichaam wordt warmer. Heet. Steeds harder draait ze rond en rond en rond en plotseling staat ze stil. Ze opent haar ogen. Een ruk aan haar lichaam. De dansvloer tolt om haar heen en ze valt. Connor vangt haar op. Haar hoofd past precies onder zijn kin, in de warme holte van zijn hals. Als vanzelf drukt ze zich tegen hem aan en heel even, voor een klein moment is alles licht en leeg. Dan wordt ze zich bewust van de druk van zijn lichaam en zijn armen om haar heen. Onderin haar buik ontvlamt een gloeiende hitte en ze klampt zich aan hem vast. Ze wil vlammende strepen over zijn rug trekken en haar voeten rond zijn kont vouwen terwijl hij zich zwoegend en grommend naar zijn gerief bonkt.

In plaats daarvan brengt hij haar naar huis waar hij haar geduldig in bed stopt en wacht tot ze, met twee vingers in haar mond, in slaap is gevallen.

Als ze de volgende ochtend wakker wordt hunkert ze naar die zachtmoedige reus. Ze hunkert ook naar pen en papier. Koortsachtig gaat ze aan de slag. Haar hoofd lijkt wel een machine, haar vingers volgen en ze vergeet alles om zich heen. Ze koestert de roes van het schrijven, de momenten dat het uit haar lijkt te vloeien. De woorden. De zinnen. De waanzinnen. De dagen dat ze niet aan slapen, aan eten, aan helemaal niets anders denkt. Ze is helder, scherp en zit vol rusteloze energie. Ze stopt alleen als haar ogen dichtvallen en werkt door zodra ze weer open gaan. Een week. Twee weken. Na ruim drie weken verzamelt ze de aan twee kanten volgeschreven vellen en legt ze zonder ook maar een woord terug te lezen in de vensterbank op de slaapkamer. Ze neemt een bad, trekt een jurk aan en belt de hemel om de hoek. Zijn stem brengt hem heel dichtbij, alsof ze naar haar favoriete liedje zit te luisteren en ze weet, in een zuiver weten, dat toeval niet bestaat en dat er niets zo geweldig is als iemand die op je wil wachten.

Hij komt binnen met zijn eigen sleutel en troont haar zonder woorden mee naar boven waar hij een uitgebreide douche neemt. Talitha wacht. In haar hoofd wordt het stil. Alleen de verwachting in haar lichaam blijft over.

Connor stapt onder de douche vandaan. In het druipende haar op zijn onderbuik blijven waterdruppels als doorzichtige kralen hangen. Ze gaat door haar knieën, likt het water van zijn lichaam en laat hem in de warme holte van haar mond verdwijnen. Zijn liefde bestaat uit pure wellust, geil en pervers en vooral zijn perversie maakt de lust er niet minder om. Hij neukt schaafwonden op haar huid. Brandende plekken op haar knieën en tussen haar dijen. De pijn onderwerpt, het genot bevrijdt. En andersom. Ze grijpt hem vast, snakkend naar meer en nog dieper. Hij trekt zich terug, loopt leeg op haar buik en neemt haar stevig in zijn armen. Ze dommelt weg. Als hij beweegt wordt ze boos wakker. Ze wil blijven waar ze is, precies gevormd naar zijn lichaam. Haar hoofd op zijn borst, zacht deinend op zijn ademhaling. Langzaam vallen haar ogen weer dicht. Ze schrikt, tilt haar hoofd op en zoekt zijn blik. Zijn strelende vingers duwen haar terug naar het land van slaap en dromen.

Middenin de nacht wordt ze wakker. Ze draait zich om en duwt haar rug en billen tegen het grote, warme lijf naast haar. Hij verschuift zijn hand naar haar heup.

Op haar zij, met haar vingers in haar mond staart ze naar de bleke vlek maanlicht op de houten vloer en ze wordt verrast door een warme bries. De volgeschreven pagina’s in de brede vensterbank ritselen alsof er een onzichtbare hand doorheen bladert. Connor’s hand glijdt omhoog over haar buik, langs haar borsten, naar haar hals, haar mond. Haar vingers maken plaats voor de zijne. Zachtjes begint ze te zuigen.