Andiamo

Het treinstel is nagenoeg leeg, maar zij zit er. Ik herken haar van de foto’s op Facebook, zelfs nu ze een mondkapje draagt. Haar bruine haar met de lichte slag. Haar bril met het donkere montuur. Het zijn altijd leuke foto’s. Ze is vrolijk en lacht, alleen of met anderen. Soms een wijntje in haar hand. Gezelligheid kent geen tijd. Niemand deelt zijn of haar pijn en verdriet op social media. De meeste mensen niet in ieder geval. Nu toont haar voorhoofd een diepe frons. Ze kijkt op haar telefoon, wachtend op een bericht van mij en zich waarschijnlijk afvragend waarom ze ja heeft gezegd. Ik vraag me dit ook af. Ze kent mij niet, maar ik ken haar wel. Een beetje. Vooral van horen zeggen.

Het fluitsignaal. De deuren achter me schuiven dicht. De trein zet zich, een beetje schokkend, in beweging. Ik denk aan jou.

Andiamo

Ze staat op en kijkt paniekerig om zich heen. Verderop hangt een zwarte jas. Die herken ik ook, van vorige week. Zelfde tijd, zelfde traject. Amsterdam – Maastricht, de laatste trein. Een rit van bijna tweeënhalf uur. Ruim voldoende tijd om de leugens aan het licht te brengen.

Ik doe mijn mondkapje af en glimlach vermoeid naar mijn reflectie in het raam. Zij heeft een nerveuze blik in haar ogen, teleurstelling ook. Haar tas dicht tegen zich aan gedrukt. Door het gangpad loop ik naar haar toe. Ik zie een zweem van opluchting op haar gezicht, meteen daarna weer die frons. Mijn glimlach blijft staan.

‘Anja toch? Sorry dat ik je heb laten wachten. Het was op het nippertje.’ Ik wijs naar haar gezicht. ‘Dat mondkapje kan wel af. Ze controleren toch niet en het blijft rustig. Ik deed dit vorige week ook. Je hebt geen klachten toch? Nee, anders was je hier niet.’

Ik ga zitten en ook zij laat zich langzaam weer op de tweezitter tegenover me zakken, haar tas op schoot. Die van mij zet ik naast me neer. Er zit niet veel in. Mijn tandenborstel, schoon ondergoed, een paar flesjes water. Het gaat maar om één nacht. Als we aankomen gaat er geen trein meer terug. Mijn verhaal zit in mijn hoofd, maar als ze me niet gelooft dan heb ik altijd nog de foto’s op mijn telefoon. Vorige week had ik ze niet nodig. Ik hoop vandaag ook niet.

‘Wie ben jij, waar ken je mij van? Wat wil je me vertellen? Waarom is dat zo belangrijk?’

Ze ratelt. Zenuwen natuurlijk. Zou ik ook hebben. Ze doet nu toch haar mondkapje af en ik zie dat ze een beetje buiten adem is. Ze moet niet zo snel praten. Haar handen omklemmen de tas op haar schoot, haar knokkels worden wit. Ik glimlach nog steeds, een beetje krampachtig, dat wel, maar ik hoop dat het haar genoeg gerust stelt.

God, wat heb ik haar gehaat.

‘Ontspan.’ Ik haal een flesje water uit mijn tas. ‘Drink wat. We hebben genoeg tijd. Je weet wie ik ben. Ik heb me aan je voorgesteld over de telefoon.’

Ze pakt het flesje van me aan en zet het op het smalle plankje tussen ons in. Haar blik dwaalt naar buiten, waar de verlichting van een bijna slapende stad aan ons voorbij glijdt. Het regent. Door de snelheid van de trein veranderen de regendruppels op het raam in smalle, trillende stroompjes. Ze observeert me in de donkere weerspiegeling van het raam en ik zou ik haar hoofd willen kijken. Wat ziet ze en vooral, wat denkt ze. Wat denken anderen als ze ons hier zien zitten. Zijn we vriendinnen, zussen, geliefden? Nee, dat laatste niet, maar dat zou jij wel een interessant gegeven vinden. Anderen denken waarschijnlijk het eerste, als ze al iets denken. Waar zijn we naar op weg? Waarom zo laat? In deze bizarre tijd waar een avondklok op de loer ligt en de norm nog steeds is dat je zoveel mogelijk thuis blijft. Waar de muren op je af komen en je niets anders kan dan naar buiten voor het zoveelste rondje terwijl je hardop gesprekken met jezelf houdt. Ook dit gesprek heb ik al vele malen gevoerd, met alle mogelijke uitkomsten.

Ik zet mijn flesje water naast dat van haar. De mouw van mijn vest schuift omhoog en onthult een kleine tatoeage aan de binnenkant van mijn pols. Een schorpioen. Jouw sterrenbeeld. Ze kijkt ernaar, richt dan haar blik weer naar buiten. Ik ga met mijn duim langs de fijne, niet voelbare, lijntjes.

Ooit geef ik je een collar, tot die tijd zal die kleine schorpioen je helpen herinneren van wie je bent

Alsof ik daar een geheugensteuntje voor nodig had.

Die collar is er nooit gekomen en tegenwoordig ben ik alleen nog maar van mezelf. Nu is die kleine schorpioen wel een geheugensteuntje.

Ik hoop dat haar geheugensteuntjes al minder pijnlijk zijn.

Het wordt lichter. De trein glijdt langzaam een station binnen en staat stil. Amsterdam Amstel. Er staat niemand op het perron, er stapt niemand uit. Ze fluistert, naar het lijkt vooral tegen zichzelf.

‘Ik wil gewoon graag weten wat ik kan verwachten.’
Ik fluister terug. ’Verwacht niets, maar weet dat het gebeurt.’

Met een ruk kijkt ze me aan. Het zijn woorden die ze eerder heeft gehoord. Toch fijn dat jij, naast wispelturig en impulsief, blijkbaar ook een man van gewoonten bent.

Ze kan hier uitstappen. Ze doet het niet en draait haar flesje water open en neemt een slok. Ik volg haar voorbeeld. Het fluitje klinkt, de trein trilt en zet zich, weer schokkend, in beweging.

Andiamo

Ik zeg het hardop en weer kijkt ze me aan. Alweer een herkenning. Het zijn jouw woorden, altijd als we op het punt staan weg te gaan, waar naar toe dan ook. Ze is je nog niet vergeten. Ze vraagt niets en neemt nog een slok. Ik pak mijn telefoon.

‘Je had uit kunnen stappen. Waarom heb je dat niet gedaan?’
Ze trekt haar schouders op. ‘Ik ben hier nu toch.’ Ze glimlacht kort, haar voortanden staan een beetje scheef. ‘Het is weer eens wat anders en je ziet er niet gevaarlijk uit.’
Ik schud mijn hoofd en kies de eerste titel uit mijn playlist.

Het heldere, wat ijle geluid van belletjes komt uit mijn telefoon, gevolgd door een koor van hoge vrouwenstemmen.

Anyone
Anyone

Anja trekt vragend haar wenkbrauwen op. ‘Je favoriete nummer?’
‘Niet echt. Luister maar.’

You can blame me, try to shame me and still i’ll care for you

‘Ja, dat ken ik wel, komt dat niet uit een serie?’

Ik geef geen antwoord en wacht tot de laatste klanken wegsterven. ‘Vind je het mooi?’

Haar antwoord valt weg onder het geluid van hevig piepende remmen en wilde schokken. Ze vliegt naar voren en kan nog net voorkomen dat ze met haar hoofd in mijn schoot belandt. Dat had jij wel leuk gevonden denk ik. Je vertelde het me ooit. Dat zij nieuwsgierig was naar een andere vrouw. Ze vroeg je of je mij wilde vragen. Ik geloof niet dat dat waar is, maar je vroeg het me wel.

Anja duwt zich terug in haar zitting en zet haar bril recht.
‘Jemig, wat is er aan de hand?’
Alsof er een extra lading aan haar woorden gegeven moet worden valt nu ook het licht in de trein uit.
Het regent nog steeds. Naast ons ligt een weiland. De wollige vormen van grauw grijze schapen staan en liggen op een kluitje. Aan de andere kant ligt een bedrijventerrein en een verlaten sportveld. Ik haal mijn schouders op en giechel.
‘Gestrand ergens tussen Amsterdam en Utrecht, gelukkig is het hier droog. We zullen straks wel horen wat er aan de hand is. Relax. Snoepje?’
Ik haal een zak napoleon dropkogels uit mijn tas. Ze schudt haar hoofd, staat op en loopt geagiteerd door het gangpad naar voren. ‘Ik ga vragen wat er aan de hand is.’

Ik haal het papiertje van het snoepje en steek de kogel in mijn mond. De eigenaresse van de zwarte jas, Monica, komt naar me toe en gaat op de lege plek tegenover me zitten. Ze draagt haar kroezige haar strak naar achteren. Vorige week had ze een knot bovenop haar hoofd. Ze had toen ook een donkere en afwijzende blik in haar ogen. Nu kijkt ze bezorgd.
‘Hoe gaat het?’
‘Ze is wat traag van begrip. Kom anders dichterbij zitten.’
Ze knikt. ‘Ik voel me nog steeds zo stom.’
‘Jij hoeft je niet stom te voelen. Het is niet jouw schuld. Heb je hem nog gesproken?’
Monica schudt haar hoofd. ‘Niet echt. Ik ontwijk hem een beetje en hij merkt het niet eens. Als we elkaar tegenkomen dat praat hij over zijn project en hoe druk hij wel niet is. Bij alles wat hij zegt vraag ik me nu af of het waar is.’
‘Ook geen vragen waar je vorige week bent geweest?’
‘Nee, waarschijnlijk heeft hij niet eens doorgehad dat ik er niet was. En jij?’
‘Niets, maar goed, twee blauwe vinkjes is ook een teken van leven, toch?’
Ik trek een gezicht en ze lacht wat flauwtjes. ‘Ik ben blij dat ik het weet.’
De verlichting in de trein gaat knipperend weer aan en ik bied haar de zak met dropkogels aan. ‘Ik ook.’

Nu Anja nog.

Wanneer Anja weer tegenover me plaats neemt, zit Monica op de vierzits aan de andere kant van het gangpad. Anja kijkt haar even aan en glimlacht. ‘Een boom op het spoor, ze zijn al bezig met ruimen. Misschien gaan we terug. Als dat zo is, dan horen we het nog.’

Ik zucht en speel nog een keer het nummer af. We luisteren met z’n drieën. Monica weet inmiddels waarom ik dit nummer heb gekozen, Anja nog niet. Ik vraag me af hoe ze reageert als ze het weet.

Als het nummer is afgelopen kijk ik Anja aan. ‘Vind je het een mooi nummer?’
Ze draait de dop van haar flesje water en neemt een slok. ‘Niet echt. Het is een beetje triest en ongeloofwaardig …’
‘Waarom?’
Anja wendt haar blik af en kijkt naar buiten. ‘Niemand doet dat, alles maar goed vinden uit naam van de liefde. Dat is ook geen liefde, het is een idee-fixe.’

Mijn blik kruist die van Monica. Idee-fixe. Een woord dat jij vaak gebruikt. Woorden zijn jouw sterke kant en je hebt er veel, vaak hele mooie. Samen met jouw warme, zachte blik geven ze me elke keer het idee dat je er voor me bent, dat je mij bijzonder vindt. Dat het alleen om ons gaat. Jij en ik. Ook een idee-fixe, maar je wist in mijn hoofd te kruipen en daarmee greep je mijn hart.

Ik vertel over mijn eerste ontmoeting met jou, eerst online, al heel snel in het echt. Je raakte me meteen en ik raakte in jouw ban. Je vertelde me zoveel. Over jouw eigen ervaring en jouw geaardheid. Je noemde jezelf een Meester. Ik noemde mezelf helemaal niets, maar was erg nieuwsgierig naar die Meester. Bij onze tweede afspraak vertelde je over een bijzondere vriendin. Ze was speciaal voor jou en niemand, ook ik niet, mocht daartussen komen. Er was niets tussen jullie, enkel die vriendschap. Ik vond het apart dat je het me zo specifiek vertelde, maar nam het ter kennisgeving aan. Haar naam viel vaak en je hielp haar, ook financieel. Ik vroeg een keer of je niet bang was dat ze afhankelijk van je zou worden. Dat zou niet gebeuren. Je wilde wel dat ik afhankelijk van jou werd. En dat werd ik. Ik werd ook jouw slavin. Dienstbaar en alleen om jou te behagen. Het was geen rol die me goed lag. Ik ben nooit een zorgzaam type geweest. Bij jou werd ik het wel, volgzaam ook. Je werd mijn maatje en mijn lief. Je werd ook mijn mentor en mijn trainer en je nam me bij de hand langs ervaringen waar ik me helemaal in onderdompelde. Je beloonde en strafte me voor mijn gedrag, mijn houding of mijn kledingkeuze. Dat ik het allemaal heerlijk vond, verbaasde me nog het meest.

Soms krijg ik nog prettige rillingen als ik mijn leren riem met een licht zoevend geluid uit de lussen van mijn jeans trek. De laatste keer dat jij dat nodig vond is meer dan twee jaar geleden. Je vond andere manieren om me te straffen. Stilte was daar eentje van. Dat vond ik niet prettig.

Mijn verhaal wordt onderbroken door een snerpend hoge toon, gevolgd door een krakende mannenstem.

‘Beste reizigers. U bevindt zich in de intercity met als eindbestemming Maastricht. Over enkele minuten zullen wij onze reis hervatten, hopelijk zonder verder oponthoud. Onze excuses voor het ongemak. Wij wensen u een prettig reis.’

‘Andiamo.’

We zeggen het in stereo, Monica en ik. Niet om grappig te zijn, dat is het namelijk niet. Toch schieten we wat nerveus in de lach. Anja kijkt ons beurtelings aan. De frons op haar voorhoofd is dieper geworden. ‘Wie is zij eigenlijk? Nemen jullie me in de maling?’

Ik verzeker haar van niet en leg uit dat Monica onderdeel is van mijn verhaal. ‘En ook van dat van jou. Jij en ik zijn ook onderdeel van haar verhaal en zij van dat van ons. Uiteindelijk komt het allemaal samen.’

Ze gaat rechtop zitten. ‘Ik weet niet of ik daar wel op wil wachten. Wat is het volgende station? Utrecht? Dan stap ik daar uit.’
‘Dan stap je daar uit, vertel ik nog heel even verder.’

Ik kende je denk ik een half jaar, misschien iets langer, toen je me vertelde dat zij je een brief had gestuurd. Je deed er een beetje lacherig over. Een brief, handgeschreven zelfs, in dit digitale tijdperk.
In die brief bekende zij dat ze verliefd op je was, al een tijdje. Ze vertelde je dit nu pas omdat ze had gehoord dat je iemand had ontmoet en ze bang was dat haar kans helemaal verkeken zou zijn als ze haar mond hield. Vanaf dat moment moest ik je delen. Nu moest ik natuurlijk niets. Ik had er een punt achter kunnen zetten, maar dat deed ik niet. Ik was inmiddels al zo afhankelijk van je geworden dat ik je de ruimte gaf om samen met haar te onderzoeken of jullie als koppel een kans van slagen hadden. Ik stond erbij en keek er naar. Je spaarde me niets. Vertelde me over jullie momenten en je voerde zelfs telefoongesprekken met haar terwijl ik naast je zat en steeds een beetje meer uit elkaar viel.

Anyone, who know’s what love is, will understand.

Je liet me bij je komen als je bij haar was geweest en gebruikte me zoals ik dat inmiddels gewend was. Waarschijnlijk omdat je dat stukje van jezelf niet bij haar kwijt kon. Vreemd genoeg vond ik het nog steeds prettig

En jij wilde me gebruiken, pijn doen zelfs. In mijn hoofd. In mijn hart. In mijn lijf. Ik liet het toe. Het genot dat je me gaf was groot en ik maakte mezelf wijs dat ik het kon. Van jou houden terwijl je ook van een ander hield. Ook omdat jij me dat steeds voorhield. Met haar was het anders. Jouw liefde voor mij was uniek, daar zou niemand tussen kunnen komen. Ook zij niet. Ik werd je minnares. Jouw geheim. Ik wist van haar, zij niet van mij en ik luisterde met pijn in mijn hart naar jouw verhalen over hoe je haar opnieuw leerde kennen.

De trein mindert vaart. We zijn bijna in Utrecht. Ik kijk Monica aan, een beetje wanhopig. Ik wil zo graag dat Anja het weet, maar tot nu toe laat ze op geen enkele manier merken dat ze haar eigen verhaal in het mijne herkent. Monica schuift dichter naar ons toe. ‘En toen?’

Die hele situatie duurde zeker een jaar, maar van de een op de andere dag was het voorbij. Je had haar verteld dat je er geen toekomst meer in zag en vertelde mij, met een wat spottend lachje, dat ik gewonnen had. Zo voelde het niet en ze bleef terugkomen. Bijna wanhopig, zoals ik drie jaar later ook deed. Niet los willen laten. Niet los kunnen laten. Het geeft niet. Als jij maar gelukkig bent. Mijn geluk. Haar geluk. Ondergeschikt aan dat van jou. Ook dat liet ik toe. Anja ook en drie jaar later Monica.

De trein stopt. Anja staat niet op. Ze staart met een lege blik in haar ogen voor zich uit. Het is geen lange stop. Twee minuten. Als ze er hier uit wil, dan moet ze dat nu doen. Ze blijft zitten. Het fluitsignaal klinkt, de deuren gaan dicht en de trein zet zich weer in beweging. Anja fluistert.

‘Andiamo.’

We zwijgen. Mijn tranen zitten hoog al weet ik dat ik jou niet volledig de schuld kan geven. Zelf heb ik ook schuld. Anja en Monica ook. We wilden het te graag. Ik wilde zo graag geloven dat het echt was.

Anyone, who know’s what love is, will understand.

Ik weet nu dat het geen liefde was, niet zoals dit zou moeten zijn. Gelijkwaardig. Het was alles behalve dat.

Zachtjes praat ik verder. Het nummer deed je aan mij denken. Gelukkig ongelukkig. Gelukkig omdat ik je in mijn leven mocht houden, ongelukkig omdat het niet was zoals ik voor ogen had. Ik bleef jouw minnares en creëerde een wereld waarin ik me van al het andere vervreemde. Als we samen waren, leefde ik in een cocon. Jij en ik. Zolang daar geen anderen bij kwamen was het veilig. Zolang ik mijn kop in het zand stak. Zolang ik net deed of ik gek was. Je verhalen werden tegenstrijdig. Je vergat wat je me al verteld had, ik onthield alles en maakte mezelf wijs dat ik je de vorige keer vast verkeerd begrepen had. Alles praatte ik goed en ondertussen gaf ik me steeds meer aan je over, ging ik steeds meer mee in je, soms perverse fantasieën. `Je zou me uitlenen. Je zou me laten gebruiken door anderen. Je neukte me met je handen stevig rond mijn hals en vertelde me wat je ze met me zou laten doen. Je zou me in een hotelkamer zetten en wildvreemden op me afsturen. Je zou ze voor me laten betalen. Ik was toch van jou? Jouw slet. Jouw sloerie. Jouw hoer. Alles zou ik voor je doen.

Zelfs alles was niet genoeg.

Toen Monica in de picture kwam, heb ik het voor de eerste keer uitgemaakt. Nog geen week later kwam ik bij je terug. Ik herkende mezelf niet meer toen ik huilend in je armen lag en zei dat ik niet zonder je kon. Terwijl jij op onderzoek ging met je nieuwe obsessie hield ik wanhopig vast aan mijn eigen idee-fix en wanneer jij er behoefte aan had, liet ik je me nog steeds gebruiken. Je gaf me een nieuwe bijnaam. Naast jouw slet en jouw hoer werd ik ook jouw oom. O.O.M. Je moest lachen toen ik je niet begreep. Jouw Onzichtbare, Onderdanige, Minnares.

Ik werd vooral onzichtbaar en hoewel je me keer op keer verzekerde dat je mij nooit zou kunnen vergeten, gebeurde het toch. Vaak nam je niet op als ik belde en berichtjes werden gelezen, maar bleven onbeantwoord. Ik kreeg een hekel aan mezelf, vreemd genoeg nog steeds niet aan jou. Ik begon je pas een beetje te haten toen je tijdens de eerste lockdown een punt achter onze relatie zette. Eén telefoontje en de woorden dat ik altijd speciaal voor je zal blijven en je me nooit helemaal los zal laten. Woorden die geen enkele betekenis meer hadden.

Er glijdt een traan langs Anja’s wang en met een wat beverig lachje pakt ze een tissue van Monica aan.
‘Het is niet helemaal mijn verhaal, maar het lijkt heel erg op mijn verhaal.’
Monica schudt geagiteerd haar hoofd. ‘Het is wel jouw verhaal. Het is ons verhaal. Steeds dezelfde protagonist, verschillende bijpersonages.’

Anja zucht. ‘Oké, het is ons verhaal. We zijn er alledrie ingestonken. En nu? Gaan we hem confronteren? Wat is je plan? Wat is jullie plan? Waarom Maastricht? Is hij daar?’

Ik schud mijn hoofd. ‘Daar wonen vrienden van me. Die zitten al sinds de eerste golf in Portugal en voelen er niet veel voor om terug te komen. Ik zorg voor de post en de planten. Vannacht slapen we daar, misschien het hele weekend. Als je wilt. Vorige week was ik er samen met Monica. Dat was heel gezellig.’
Verbluft kijkt ze me aan. ‘Gezellig? Ik heb zin om hem de ogen uit zijn kop te krabben. Weet je hoe lang het heeft geduurd voor de pijn een beetje minder werd.’
‘Ja, dat weet ik, maar soms moet je gewoon tegen jezelf zeggen dat het klaar is. Geen pijn meer, geen verdriet meer. Gewoon klaar. Vergeven, maar niet vergeten.’
‘En wat als hij volgende week weer voor je deur staat?’

Ik schuif de mouw van mijn vest omhoog en ontbloot de kleine schorpioen.
‘Dat zal niet gebeuren, maar dan heb ik altijd nog dit geheugensteuntje.’

Ik hoop met heel mijn hart dat ik op dat moment ook net zo sterk kan zijn als ik me nu voel en dat ik nu echt verder kan. Zonder jou en zonder mijn idee-fix van jou.

Ik ga rond met de zak dropkogels. Anja pakt er twee en kijkt me onderzoekend aan. Er komen vast nog meer vragen, meer aha-momenten. Dat was vorige week ook zo.

‘Wat doe je, ga je helemaal mee naar Maastricht?’

Ze kijkt naar onze reflectie in het raam. Knikt.

‘Ach, waarom ook niet. Jullie zien er niet gevaarlijk uit.’

Dat had jij wel leuk gevonden. Drie van jouw vrouwen, samen in een huisje. Twee bedden en een wat ingezakte bank. Wie weet wat daar nog uit voort kan komen.

Anja heft haar flesje omhoog richting mij en Monica. ’Ik mag hopen dat daar wijn is, of zelfs iets sterkers. Ik heb behoefte aan een borrel. Laten we gaan.’

Andiamo


1 reactie

  1. Desiderius Lustig

    Ik herken die dreiging, vermomd als een kaarsvlam voor een mot, uit recente ervaringen, dichtbij me.
    Schuilen kan nog wel, heel dicht bij elkaar.
    En dat gebeurt hier, waarbij ik natuurlijk veel meer van de andere twee wil horen.
    Hun pijn, hun opofferende blijheid en hun acceptatie van gebruikt zijn, bewust.
    Er valt nog veel meer te vertellen…

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

© 2024 Vlammende verzinsels

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑

error: Inhoud is beschermd!